SPP H10 Flashcards

Ontwikkelen van cognitief talent

1
Q

Wat is cognitief begaafd?

A

Sterke cognitieve vaardigheden die al dan niet tot uiting komen in sterke leerprestaties onder invloed van niet-cognitieve persoonlijkheidskenmerken en/of omgevingsfactoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Vanaf wanneer cognitief sterke vaardigheden?

A

IQ boven 120 (10% best scorende)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn cognitief sterk functionerende leerlingen?

A

Leerlingen met sterke cognitieve vaardigheden die al dan niet tot uiting komen in sterke leerprestaties onder invloed van niet-cognitieve persoonlijkheidskenmerken en/of omgevingsfactoren
+
Leerlingen met sterke leerprestaties ongeacht hun onderliggende cognitieve vaardigheden of capaciteiten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is het model van cognitieve begaafdheid en talentontwikkeling?

A

Niet cognitieve leerlingkenmerken: persoonlijkheid, motivatie, competentiebeleving, regulatie van leren, fysieke en mentale gezondheid
Kenmerken van omgeving: onderwijsleeromgeving, opvoeding en gezinsfunctioneren, peergroep, maatschappelijke invloeden, ingrijpende levensgebeurtenissen
Leerprestaties, betrokkenheid, zelfontplooiing, welbevinden
Cognitieve vaardigheden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke soorten onderpresteren zijn er?

A
  • relatief onderpresteren
  • absoluut onderpresteren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is relatief onderpresteren?

A

Onder eigen niveau + rond groepsgemiddelde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is absoluut onderpresteren?

A

Onder eigen niveau + onder groepsgemiddelde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waardoor ga je absoluut onderpresteren?

A

Ongelukkig, fysieke of psychische klachten, zwakke motivatie en werkhouding, gedragsproblemen…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke persoonlijke aspecten kunnen bijdragen aan iemands presteren?

A
  • persoonlijkheid
  • motivatie
  • competentiebeleving
  • mindset
  • regulatie van leer- of studeergedrag
  • gezondheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waardoor is persoonlijkheid een factor voor beter presteren?

A

Leerhonger: drang om dingen aan te leren
Nauwgezetheid: dingen die ze hebben geleerd goed bijhouden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waardoor is motivatie een factor voor beter presteren?

A

Autonome motivatie: zelf zin hebben om te leren
Prestatiemotivatie: drang om iets te presteren, naar prestatie toewerken en laten zien dat ze het kunnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wanneer heb je meer kans op zelfontplooiing?

A

Als je prestatiemotivatie bezit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waardoor is competentiebeleving een factor voor beter presteren?

A

Positief schools zelfconcept: ik zit hier op mijn plaats en voel me goed
Effort beliefs (groeimindset): mindset om te groeien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waardoor is mindset een factor bij beter presteren?

A

Vaste mindset: intelligentie staat vast, wat ik er ook aan probeer te doen
Op groeien gerichte mindset: ik kan bijleren en erin groeien, intelligentie is ontwikkelbaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe gaat de vaststaande mindset met zaken/info om?

A

Zolang het vanzelf gaat klopt het dat ik slim ben, maar als ik een uitdaging tegenkom waarvan ik niet zeker ben dat ze gaan lukken ga ik die vermijden.
Als ze een hindernis tegenkomen die niet lukt, dan stoppen ze ermee zodat ze kunnen blijven geloven dat ze slim zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe gaat de op groei gerichte mindset met zaken/info om?

A

Als ik moeite doe kan ik beter worden, dus als die een nieuwe uitdaging tegenkomt gaat die daarmee aan de slag
Als die een fout maken zien ze het als iets waaruit ze kunnen leren om te verbeteren. Ze willen bijleren

17
Q

Waarop moet gelet worden bij sterk begaafde kinderen?

A

Dat de vaststaande mindset niet te groot is

18
Q

Waardoor is regulatie van leer- en studeergedrag een factor bij beter presteren?

A

Plannen, organiseren, evalueren en bijsturen
Doorzetten

19
Q

Waardoor zijn de fysieke en mentale gezondheid een factor bij beter presteren?

A

Kinderen met fysieke en mentale moeilijkheden hebben meer moeite om tot prestatie te komen
- ze voelen het langs alle kanten botsen ookal zijn ze enorm getalenteerd

20
Q

Waarvoor zorgt de kracht in je omgeving?

A

Dat de kracht in jezelf wordt versterkt

21
Q

Wat is de zone van naaste ontwikkeling (ZNO)?

A

Beheersing comfortzone -> ZNO leerzone -> niet aankunnen, paniekzone
ZNO bij cognitieve begaafdheid: beheersing comfortzone groter

22
Q

Waarom is er geen leerzone in de zone van naaste ontwikkeling van Vygotsky?

A

Cognitieve begaafdheid is er al van kleins af aan, het kind moet leren stappen in de leerzone
Cognitieve begaafde kinderen hebben geen oefening meer nodig

23
Q

Welke grote complimenten zijn er bij de zone van naaste ontwikkeling?

A

Ze hebben niet geleerd om met situaties om te gaan waar ze hulp moeten vragen, omdat ze dat nog niet nodig hadden
Als ze het toch meemaken weten ze niet mee om te gaan en gaan ze in paniek

24
Q

Wat heeft het cognitief begaafd kind niet volgens de ZNO?

A

De vaardigheden om met moeilijke zaken om te gaan
Als je geconfronteerd wordt met moeilijkheden dan versterk je je executieve functies

25
Q

Op welke manieren kunnen cognitief begaafde kinderen reageren op situaties volgens de ZNO?

A

Ze kijken naar wat anderen doen en gaan dit ook doen (kopieergedrag)
Internaliserend gedrag: ze gaan in zichzelf keren

26
Q

Wat gebeurt er bij hoogbegaafde kinderen in de leerkuil volgens de ZNO?

A

Springen uit die kuil, ze leren er niet mee omgaan

27
Q

Welke onderwijsaanpassingen zijn er?

A
  • compacten
  • verrijken
  • versnellen
  • kangoeroeklas/plusklas
28
Q

Hoe werkt de onderwijsaanpassing compacten?

A

Herhalingsstof 75-100%
Nieuwe stof 50-75%
Maakt tijd vrij om te verrijken
Compacten: basisleerstof en herhaling schrappen want anders wordt het eendradig
Nieuwe leerstof en meer ruimte om uitdagingen aan te bieden

29
Q

Wat houdt de onderwijsaanpassing verrijken in?

A

Verplicht en geen beloning
Verbreden
- buiten reguliere curriculum
- aanbieden wat niet op school wordt aangeboden
Verdiepen
- leerstof meer complex verwerken, meer uitdagen in kwaliteit
- dingen die ze leren in klas dieper op ingaan
Versterken
- versterken in eigenheid
- psycho-educatie: psychologisch een deel versterken (mindset, zelfbeeld, omgaan stress)

30
Q

Wat houdt de onderwijsaanpassing versnellen in?

A

Versneld naar een hogere klas
- vervroegde instap: 1jr vroeger en sneller naar onderwijs
- jaar overslaan
- halftijds hoger jaar doen
Sneller door leerstof
- graadklas: 1e semester ene jaar, 2e semester andere jaar ipv alles op 1 jaar, alles op halfjaar doen
- zelfstudie
Goed want ze leren bij

30
Q

Wat houdt de onderwijsaanpassing kangoeroeklas/plusklas in?

A

= gestrucuteerde vorm van verrijking
Contact met ontwikkelingsgelijken
Top 20-25% te weinig uitgedaagd in regulier onderwijs

31
Q

Welke invloed heeft de peergroup op het cognitief functioneren?

A

Ontwikkelingsgelijken
- als vrienden hebben die school belangrijk vinden, ook invloed op jou
- vriendengroep die school afwijst en meer sociale doelen heeft, meer kracht nodig om naar school te gaan en voor school te werken
Normen rond school en presteren
Aanvaarding door klasgenoten
Sociale doelen

31
Q

Welke ingrijpende gebeurtenissen en toeval hebben een invloed op cognitief functioneren?

A
  • ziekte/verlies familielid
  • ongelukken
  • oorlog
  • pesten
  • misbruik
  • ingrijpende gebeurtenissen invloed op of je talenten ontwikkeld
  • meeste gebeurtenissen in leven toevallig
31
Q

Wat is de invloed van opvoeding en gezinsfunctioneren op cognitief vlak?

A

Cognitief stimulerende thuisomgeving
- sommige gezinnen meer cognitief stimuleren door boeken, uitstappen
Algemeen opvoedingsklimaat
- warm klimaat zorgt voor meer eigen kracht en positief in het leven staan
Ondersteunen op schools vlak
- in hoeverre is omgeving bezig met jouw leerproces

32
Q

Welke invloed hebben maatschappelijke invloeden op cognitief functioneren?

A

Lage SES: wel bepaald door thuisomgeving, lage SES = weinig ruimte voor cognitief stimuleren
Geslacht: meisjes minder gezien
-> gaan zich vaker aanpassen aan omgeving, jongens sneller lastig gedrag vertonen
Historische ocntext
- periodes waar meer aandacht besteed aan cognitieve begaafdheid
- achtergrond meer bepalend dan talent op school om ergens te geraken

33
Q

Welke invloed hebben persoonsfactoren op cognitief functioneren?

A

Je kan veel kansen krijgen maar het is nog altijd aan jou om die kansen te grijpen