Sporten/instructies Flashcards

1
Q

Tikkertje spelen

A

Iemand is de tikkertje, de anderen lopen weg en de tikker probeert iemand te tikken. Als iemand getikt zijn dan moet deze persoon op de bank gaan zitten.

De jongens spelen tikkertje. Mattheo moet Emiel proberen te tikken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Rondjes

A

Jullie mogen beginnen met 5 rondjes rond het veld lopen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

pompen

A

Hij pompt elke dag 50 keer. Hij heeft sterke armen.

Wij pompen samen 10 keer. Zorg dat je rug recht blijven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Durven

A

Treiner, wil je mij helpen? Ik durf het nog niet alleen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

stretchen

A

We gaan stretchen. Ze je hand op de grond en probeer je benen te strekken.

Na het lopen moet je je benen stretchen, anders krijg je spierpijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

strekken

A

Strek je rechterbeen naar achteren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly