Conjucties van de tijd Flashcards
Voordat/Voor
Voordat ik ga slapen, poets ik mijn tanden.
avant
totdat/tot
De kinderen spelen in het park, totdat het donker wordt.
Je krijgt geen zakgeld, totdat je je examen hebt gehaald.
Ik doe de was niet, totdat de wasmand vol zit.
jusque/avant (que)
Zolang
Ik houd van je, zolang ik leef.
Zolang het zonnig is, hangt mijn moeder de was buiten te drogen?
tant que
Zodra
Ik zal het tegen hem zeggen, zodra hij thuiskomt.
Ik ga een groot feest geven, zodra ik afgestudeerd ben.
dès que
Sinds
Sinds hij die nieuwe baan heeft, moet hij vaak naar het buitenland.
Ik ben veel gelukkiger, sinds ik in Italië woon.
Ik spreek hem zelden, sinds hij in China woont.
Depuis
Nadat
**Nadat ** ze was afgestudeerd, verhuisde ze naar België.(Après son diplome, elle est allé vivre en Belgique).
Nadat ik Rute had ontmoet, was ik meteen verliefd.
We dronken een kopje koffie, nadat we boodschappen hadden gedaan.
Met deze groep mensen gingen we ook vaak naar een café nadat we naar de bioscoop waren gegaan.
après