Spijsverteringsstelsel Flashcards
spieren die regelen hoeveel voedsel naar het volgende compartiment gaat:
fslokdarmsluitspieren - pylorussphincter onderkant maag - ileocecale sphincter tussen ileum en caecum
mucosa duodenum
binnenste laag duodenum:
- epitheellaag met plooien en slijmproducerende cellen
- lamina propria: klieren en bindweefsel
- lamina muscularis mucosae: kringspier
submucosa duodenum
tweede laag duodenum: bindweefsel, klieren en bloedvaten
muscularis externa duodenum
kringspierlaag met daaromheen een lengtespierlaag
serosa duodenum
buitenste laag: bindvlies met bloedvaten
villi
darmvlokken bestaande uit veel microvilli; goed doorbloed
contractie in gladde spiercellen
via transmitterkanalen; calcium bindt aan calmoduline -> activeert MLCK -> MLCK focforyleert myosine -> myosine hydrolyseert ATP -> crossbridge cycle
multiunit gladde spiercellen
elke vezel wordt door zijn eigen zenuw geïnnerveerd, voor fijne motoriek
unitaire gladde spiercellen
meerdere vezels worden door een zenuw geïnnerveerd, communicatie tussen spiervezels via gap-junctions
actiepotentiaal van gladde spiercellen
langzamer dan bij skeletspieren doordat depolarisatie door calcium gebeurt en niet door natrium, repolarisatie gebeurt zoals altijd wel door kalium
slow waves
pacemaker activiteit, want zonder de parasympathicus blijft de peristaltiek doorgaan ; met EPSP’s en IPSP’s kan je de prikkelbaarheid van de slow waves beïnvloeden en dus frequentie van contractie omhoog of omlaag brengen
innervatie spijsvertering
- sensorisch: naar tractus solitarius
- motorisch: via parasympathicus -> postganglionaire muscarinereceptor -> spijsverteringsactiviteit omhoog
plexus entericus (Auerbach)
intrinsieke neuronen van de darmen, hierdoor kan peristaltiek zelf zonder parasympathicus plaatsvinden
peristaltiek
circulaire spieren achter bolus trekken samen, longitudinale spieren verkorten -> zo wordt de bolus verder geduwd
sensorische informatie eetlust
n. glossopharyngeus en n. vagus afferent -> tractus solitarius -> hypothalamus
- 2 centra in hypothalamus: mediaal het verzadigingscentrum en lateraal het hongercentrum
hoe worden het verzadigingscentrum en hongercentrum aangestuurd?
door nucleus arachnales met hormonen
anorexigene hormonen
remmen de twee centra -> verlies hongergevoel
geremd door: ghreline
gestimuleerd door insuline leptine
orexigene hormonen
stimuleren de twee centra -> hongergevoel
geremd door: insuline en leptine
gestimuleerd door: ghreline
achalasie
wanneer de onderste sphincter van de slokdarm niet goed ontspant als er voedsel aankomt
emesis
overgeven, via n. vagus
terugkoppelsysteem pylorus
bij te veel eiwit, vet en zuur in duodenum sluit de pylorus en wordt maagactiviteit geremd
fases van maagsapsecretie
- cephale fase: waarnemen van eten
- gastrische fase: productie van maagsap
- intestinale fase: het regelsysteem in het duodenum beïnvloedt de pH-regulatie van de maag
functie fundus en corpus van de maag
opslaan van voedsel, rekken uit zodat de druk niet te hoog wordt
receptive relaxatie
via n. vagus, de informatie dat er rekking in de maagwand moet plaatsvinden
antrum van de maag
zorgt voor contractie, kneedt het voedsel in de maag
retropulsie
voedsel wordt vanuit het antrum steeds teruggeduwd naar het corpus tot het goed genoeg vermalen is
migrating myoelectric complex
op het moment dat je een tijdje niet gegeten hebt, zullen er sterke contracties in het maag-darmkanaal plaatsvinden om het kanaal schoon te spoelen
functie colon
de voedselbrij indikken, opslaan en uiteindelijk via het rectum het lichaam laten verlaten
autonoom en animaal deel van het rectum
autonoom: interne anale sphincter geeft de drang tot defecatie
animaal: externe anale sphincter kan bewust aangespannen worden om defecatie uit te stellen