Bloed en bloedcellen Flashcards
wand arteriën
gespierde wand om druk uit het hart voort te zetten
wand venen
hebben kleppen in de wand om terugstroom van bloed te verhinderen
wand capillairen
1lagig endotheel voor uitwisseling van stoffen
gefenestreerd capillair
wand is dunner bij organen voor meer uitwisseling
continue capillair
kleine gaatjes in de wand, alleen voor kleine stoffen
sinusoïdaal capillair
grotere gaatjes in wand bij beenmerg en lever
bloedsamenstelling
92% water
8% stoffen, waarvan:
- 75% plasma-eiwitten
- 20% organische moleculen
- 5% zouten
serum
= plasma - stollingseiwitten
veelvoorkomende plasma-eiwitten
albumine, fibrinogeen en globuline
albumine
transport-eiwit, houdt osmotische druk constant in bloed
alfa-globuline
transport en enzym-inhibitoren
beta-globuline
transferrine, LDL (cholesterol)
gamma-globuline
immunoglobulinen
functie biconcave vorm
vorm van een erytrocyt
- grotere oppervlakte voor gaswisseling
- flexibel om door capillairen te passen
spectrine en ankyrine
vormen de biconcave vorm van een erytrocyt
hemoglobine
zit op een erytrocyt, kunnen CO2 en O2 binden
CO-vergifitiging
CO maakt met hemoglobine een onomkeerbare binding, waardoor nergens meer O2 kan binden en je een zuurstoftekort krijgt
bloedgroepensysteem
mensen hebben antistoffen tegen de genen die ze zelf niet hebben
bloedgroep O
ontvangen: alleen van O
geven: aan iedereen