sociologie Flashcards

1
Q

wie is august comte

A

via hem ontstond het begrip sociologie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat is ontwikkelingssociologie

A

Rond de ontstaanstijd in 1800 was er heel veel gaande, bijvoorbeeld verstedelijking, verlichting, wetenschap denken/ rationalisme. Er ontstond in de westerse wereld een nieuwe orde en structuur. Uit al deze componenten ontstond een grote drang om de bewoners van onze wereld te begrijpen, verklaren en voorspellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat is sociologie

A

Sociologie draait om mensen die met elkaar interacteren ( geld, macht, kennis) en wat zich hierbinnen afspeelt.

Sociologie verklaart het gedrag van individuen en groepen van mensen vanuit de maatschappelijke invloeden die ze ondergaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

hoe is sociologie ontstaan

A

Het is ontstaan vanuit de positivistische stroming die zich richtte op het bestuderen en analyseren van de samenleving volgens wetenschappelijke methoden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

emile durkheim

A

De eerste socioloog die sociale verschijnselen vanuit een brede context wilde bekijken. Hij wilde dit niet langer terugdringen naar een individueel vraagstuk zoals dat veelvuldig gebeurde. deed onderzoek naar zelfmoord.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat is social imgagination/ het sociologisch voorstellingsvermogen

A

het bewust worden van hoe de samenleving werkt. Dit is afhankelijk van individuele omstandigheden: bv als je allochtoon bent, omdat je weet hoe het is om gediscrimineerd te worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat is selective perception

A

wat we zien of horen ten aanzien van wat er plaatsvindt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat is selective exposure

A

waar stellen we ons als mens voor open en worden we aan blootgesteld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat is selective retention

A

wat onthouden we uiteindelijk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat houdt het ongelijkheidsvraagstuk in

A

heeft betrekking op de ongelijkheid tussen leden van een samenleving.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat houdt het cohesievraagstuk in

A

heeft betrekking op de mate van samenhang die samenlevingen naar binnen en buiten vertonen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat houdt het identiteits/ rationaliseringsvraagstuk in

A

de mate waarin moderniseringsprocessen zich binnen/ tussen de samenlevingen hebben voltrokken en hoe beïnvloeden deze de indiviuen en groepen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat is socialisatie

A

Socialisatie is het leerproces waarbij mensen zich leren sociaal te gedragen in voor hun relevante groepen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat is primaire socialisatie

A

vindt plaats in informele groepen zoals in het gezin. wederkerigheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat is secundaire socialisatie

A

vindt plaats in meer formele groepen zoals op school of op het werk. wederkerigheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat is tertaire socialisatie

A

op basis van externe invloeden en massamedia zoals de TV of kranten. geen wederkerigheid.

17
Q

wat is interdependentie

A

Er is een fundamentele en onvermijdelijke afhankelijkheid ontstaan tussen mensen en deze is aanzienlijk toegenomen de afgelopen jaren. Met andere woorden: onderlinge afhankelijkheid tussen mensen.

18
Q
A