antropologie 2 Flashcards

1
Q

wat is cultuur

A

een manier van leven vanaf de geboorte, een menselijk product.
mensen maken cultuur eigen en dragen ze over aan de volgende generatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

prestatiedruk, 3 verklarende processen: 1 secularisering

A

verwereldijking/ ontkerkelijking:
tijdens de verlichting komt het geloof onder vuur te liggen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

prestatiedruk. hoe kwam secularisering tot stand

A

door de opkomst en het bevorderen van de wetenschap, en meer vertrouwen in wetenschap en logica.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

prestatiedruk, 3 verklarende processen. 2 het proces van versnelling

A

gaat om een transformatie van de materiele, maatschappelijke en geestelijke wereld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

prestatiedruk, proces van versnelling. de 3 onderdelen hiervan

A

a. de technische versnelling: toename van snelheid van transport, communicatie en productieprocessen.
b. de versnelling van de maatschappelijke verandering: sociale structuren, handelingspatronen en orientatiepatronen veranderen ( mode, taal, mentaliteit).
c. de versnelling van het levenstempo: gebrek aan tijd, hoog levenstempo. we willen dingen sneller doen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

prestatiedruk, 3 verklarende processen, individualisering 3

A

het proces waarbij het individu meer en meer het uitganspunt vormt van de samenleving.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat houdt de vloeibare samenleving in

A

orientatiepunten vervallen, onzekerheid en gespleten gevoel, mens zoekt zekerheid in economische functie van de consumptiemaatschappij.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat houdt een individualistische samenleving in

A

hoe individualistischer een land, hoe meer vrijheid boven gelijkheid wordt gekozen. economie is individualistisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

het leven wordt beheerst door

A
  1. belangen, rationele keuzes, individuele voorkeuren.
  2. bewijsdrang.
  3. rationaliteit en functionaliteit.
  4. beheersbaarheid.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

waartoe leidt armoede

A
  • tot groepen in een maatschappelijke kwetsbare positie.
  • tot sociale ongelijkheid.
  • tot de ontwikkeling van sociale klassen.
  • draagkracht en draaglast in disbalans.
  • mensen beschikken over te weinig hulpbronnen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

waartoe leidt sociale ongelijkheid

A

ongelijke kansen, behandeling, andere waardering en sterkere afhankelijkheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat zijn psychische gevolgen van armoede

A
  • onvolledige gezinnen.
  • buitenechtelijke geboortes.
    -gemis aan waardigheid/ zelfrespect.
  • vernedering en schaamte.
  • gevoel van machteloosheid.
  • gebrek aan eigenwaarde.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat in ontmaatschappelijkheid, armoede

A

bijv teveel drinken, niet naar de kerk gaan en criminaliteit. zorgt voor een moreel probleem en oordeel. dominante cultuur bepaalt de norm.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat is parity of justice, redistribution ( herverdeling)

A

de economische dimensie. beschikken mensen over materiele hulpbronnen om volwaardig te kunnen participeren?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat is parity of justice, recognition ( erkenning)

A

de culturele dimensie. kun je jezelf zijn? zonder dat je deelname in de samenleving in de weg staat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat is parity of justice, representation ( vertegenwoordiging)

A

de politieke dimensie. kunnen mensen hun stem laten horen?

17
Q

de 5b’’s van toegankelijkheid

A

bruikbaarheid, begrijpbaarheid, bereikbaarheid, beschikbaarheid, betaalbaarheid

18
Q

hoe kunnen collectieve leefomstandigheden verbeterd worden? affirmatief

A

past binnen het structureel functionalisme. focust op de gevolgen van onrechtvaardigheid. je richt je niet op oorzaken.

19
Q

hoe kunnen collectieve leefomstandigheden verbeterd worden? transformatief

A

past binnen de conflictsociologie. focust op het veranderen van de wijze waarop de samenleving is ingericht.

20
Q

wat is politiserend

A

kwesties worden onderwerp van politieke discussies en besluitvorming.

21
Q

3 politiserende strategien, 1 de radicale benadering

A

het versterken van maatschappelijk kapitaal, oftewel het aanjagen van positieverbetering van maatschappelijk kwetsbaren. door: het versterken van de bewustwording van maatschappelijk kwetsbare op samenlevingniveau.

22
Q

3 politiserende strategien, 2 de kritische benadering

A

kritisch bevragen van het eigen handelen.

23
Q

3 politiserende strategien, 3 beleidsgerichte benadering ( policiy practice)

A

focus op het beinvloeden van besluitvormingsprocessen binnen bestaande kaders.

24
Q

wat is een moreel beraad

A

een gesprek waarin deelnemers een ethische kwestie uit hun werk bespreken.