antropolgie Flashcards

bok

1
Q

waar zicht antropologie zich op

A

het bestuderen van het dagelijks leven van mensen en hoe ze met elkaar samenleven, vanuit het perspectief van de mensen zelf.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
1
Q

wat is de definitie van antropolgie

A

de wetenschap over de menselijke samenlevingen en cultuur. het is gericht op het bestuderen van manieren waarop mensen problemen van het samenleven en overleven kunnen oplossen. het ontdekken van ‘werelden’.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat doen antropologen

A

ze duiken in het dagelijks leven van mensen, want de alledaagse realiteit is leidend voor mensen: het leefwereldperspectief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat is cultuur

A

het ontstaat onbewust en schept orde in het samenleven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

hoe ontstaat cultuur

A

doordat mensen vorm moeten geven aan hun leven in een natuurlijke omgeving. natuur= alles wat niet door de mens gemaakt is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat is het belang van cultuur

A

het is verklarend, evaluerend, versterkend en integrerend.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat is de definitie van cultuur

A

het hele stelsel van informatie dat de mens gebruikt om te beschrijven hoe de wereld eruit ziet en wat passend gedrag is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat vormt cultuur

A

mensen vormen cultuur, en cultuur vormt mensen. het is aangeleerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

thick description/ participerende observatie

A

naast oog hebben voor het menselijk handelen, ook oog hebben voor de omgeving en deze uitvoerig beschrijven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat is het holisme?

A

alle facetten van het menselijk bestaan worden meegenomen. geschiedenis, economie, politiek.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

interconnectedness

A

de overtuiging dat dingen niet los van elkaar gezien kunnen worden, omdat er altijd sprake is van samenhang.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wie zijn de 3 founding fathers?

A

boas, malinowski, radcliffe brown

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

waar staat Boas voor?

A

hij verzet zich tegen hierarchie op basis van ras.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat is het cultuur relativisme ( boas)?

A

culturen kunnen niet vergeleken worden. normen en waarden kunnen alleen begrepen worden in de cultuur waar ze zijn ontstaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat is het historisch particularisme ( boas)

A

elke cultuur is het product van zijn eigen geschiedenis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Etnocentrisme

A

stelt de eigen groep centraal en op basis daarvan beoordeel je een ander.

16
Q

wat is het functionalisme ( malinowski)

A

cultuur en alles wat er mee samenhangt is functioneel voor hun samenleving.

17
Q

wat is het emic perspectief?

A

het leefwereldperspectief

18
Q

wat is het etic perspectief?

A

het perspectief hoe iemand van buitenaf naar een bepaalde situatie kijkt. dit kan ook niet relevant zijn.

19
Q

wat is sociale structuur ( radcliffe brown)

A

het netwerk van relaties organiseert de samenleving

20
Q

wat houdt het relatie individu samenleving in ( radcliffe brown)

A

individuen zijn onderdeel van een bredere sociale structuur. de samenleving is een systemisch geheel.

21
Q

wat is het structureel functionalisme ( radcliffe brown)

A

de functie van sociale verschijnselen wordt verklaard aan de hand van de bijdrage die zij leveren aan een sociaal systeem. de samenleving is een organisch systeem en subsystemen mogen niet disfunctioneren.

22
Q

wat is de conflict sociologie

A

een theorie die beweert dat conflicten tussen groepen worden veroorzaakt door de strijd om schaarse bronnen. bijv voedsel of macht

23
Q

wat is een cultuurshock

A

alles wat je als vanzelfsprekend hebt aangenomen wordt aan het wankelen gezet.

24
Q

wat is fase 1 van cultuurshock

A

de honeymoon fase. het nieuwe wordt geromaniseerd en zorgt voor euforie.

25
Q

wat is fase 2 van cultuurshock

A

de cultuurshock. de realiteit van de nieuwe cultuur dringt door. zorgt voor onbegrip en verlangen naar het bekende.

26
Q

wat is fase 3 van cultuurshock

A

acculturatie. de elementen van de nieuwe cultuur worden overgenomen. zorgt voor functioneren onder nieuwe omstandigheden.

27
Q

wat is fase 4 van de cultuurshock

A

balans. het mentale evenwicht wordt bereikt. dit kan positief of negatief, je kan blijven maar ook kiezen voor weggaan.