sociale media Flashcards
1
Q
The Anxious Generation
A
- algemeen
- psycholoog Jonathan Haidt
- nadruk negatieve impact sociale media op sociaal en emotioneel welzijn (kinderen en jongeren)
- conclusie: combinatie minder vrij spel en meer schermtijd = ‘grote hernieuwing van de jeugd’ waarin kinderen bescherm worden in echte wereld en blootgesteld aan risico’s in digitale wereld - twee verhalen
- vanaf jaren ‘80 kregen kinderen minder vrijheid om buiten te spelen zonder toezicht (angst en bieden van veiligheid)
- eind 2000 groeide smartphonegebruik bij jongeren
2
Q
de sociale vergelijkingstheorie (Festinger)
A
- algemeen
- online context = voortdurende evaluatie van eigen meningen en prestaties tegen die van anderen
- constante blootstelling aan hoogtepunten van anderen = conformiteitsdruk: invloed gedrag, zelfbeeld en zelfwaardering - concept van online disinhibitie
- John Suler (2004)
- relatieve anonimiteit van internet = neiging tot conformeren verminderen (> in omstandigheden waar individuen zich onthecht voelen van hun fysieke identiteit)
- of conformiteitsdruk verhogen (vb. gaming platforms of gespecialiseerde forums)
3
Q
echo chambers
A
- betekenis
- geïsoleerde sociale ruimtes waarin overtuigingen worden versterkt door herhaalde interacties met gelijkgestemden, zijn prominente kenmerken van online groepsinteracties
- individuen met vergelijkbare overtuigingen
- gesloten communicatieloops = groepsidentiteit (groepsnormen en waarden sterker en grenzen tussen ‘in-groups’ en ‘out-groups’ versterkt) - sociaalpsychologisch perspectief
- processen van cruciaal belang = invloed op acties en percepties in fysieke wereld
4
Q
de zelf-categorisatietheorie
A
- algemeen
- kerntheorie binnen de sociale psychologie door Henri Tajfel en John Turner
- verklaring hoe individuen zich definiëren en categoriseren in termen groepslidmaatschap
- op basis persoonlijke en sociale identiteit (= afgeleid uit groep) - gevolgen sociale identiteit
- beïnvloed manier individuen zich gedragen en interactie hebben in fysieke wereld
5
Q
cyberpesten
A
- betekenis
- gebruik van elektronische communicatiemiddelen om herhaaldelijk agressief gedrag uit te oefenen om anderen schade te berokkenen
- cyberpsychologie: uitbreiding traditioneel pestgedrag (met virtuele elementen) - kenmerken
- vormen = intimidatie, denigratie, identiteitsdiefstal en uitsluiting
- ‘Online Disinhibition Effect’: afwezigheid van fysieke aanwezigheid leidt tot vermindering zelfbeheersing en verhoogde impulsiviteit in communicatie (Suler, 2004)
6
Q
slachtoffers van cyberpesten
A
- gevolgen
- gevoelens van machteloosheid, woede, angst en depressie
- vraag naar effectieve interventiemethoden (gericht op zowel slachtoffers, daders en omstanders)
- empowerment van peers: in te grijpen en cultuur van nultolerantie voor pestgedrag ondersteunen - aanpak psychologen en consulenten
- strategieën die slachtoffers helpen veerkracht ontwikkelen en copingmechanisme verstevigen
- door cognitieve gedragstherapie of veerkrachttraining