attitudeleer Flashcards
rode draad
- intro
- ontstaan en (ver)vorming van attitude
- in-group versus out-group
- attitudes als een gestalt
- de Yale Attitude Change Approach
- van attitude naar gedrag
wat zijn attitudes?
- definitie
- een attitude is een door ervaring gevormde, duurzame en georganiseerde wijze waarop iemand gericht is op een bepaald object
- houdt een oordeel in (altijd evaluatief) - mening
- ≠ attitude
- persoonlijke uitspraken, ideeën of hypothesen met vaak evaluatief karakter
kenmerken attitudes
- ervaring als basis = attitudes zijn aangeleerd
- duurzaamheid
- attitudes veranderen moeilijk
- nuancering: kunnen wijzigen (vooroordelen aanpassen) - georganiseerd
- attitudes vormen ‘liefst logisch’ netwerk
- samenhangend geheel (oordelen elkaar niet tegenspreken) - object = zowel levenloze objecten als op levende
de tripartite van attributie
- cognitieve component
- gedachten en overtuigingen over object of situatie
- vb. voorkeur soort wasverzachter (rationele argumenten zoals effect op milieu) > kennis beïnvloedt attitude en omgekeerd - affectieve component
- gevoelens ten opzichte van object of situatie
- reclamebureaus spelen hier op in (vb. wasverzachter en blij kind) - conatieve of gedragsmatige component
- neiging tot handelen op basis van onze attitude
- zogenaamde hypothetische constructen (intelligentie, persoonlijkheid)
- onrechtstreeks te achterhalen: verraden zich via ons gedrag (vb. stemgedrag)
ontstaan en vervorming van attitudes
- algemeen
- meeste gevallen: door ervaringen
- hoe geven de ervaringen uit je leven attitudes mee richting? - oneindig veel manieren
- cognitieve invloeden
- attitudeverandering door conditionering
- habituatie, het aanbiedingseffect en het nabijheidseffect
- onbewuste vorming van attitudes
cognitieve invloeden
- algemeen
- objecten die ons hinderen = negatieve attitude en objecten die ons helpen = positieve attitude
- ook naar de toekomst gericht (positief naar successen) - middel-doeltheorie
- rationele afweging vooraleer we tot attitude komen
- rationeel = niet noodzakelijk bewust >(on)bewust pro’s en contra’s afwegen (in achtergrond geest)
cognitieve attitudebepaling (Ajzen en Fishbein)
- algemeen
- visie: bij bepalen (en creëren) van onze attitude rekening houden met alle mogelijke gedragsuitkomsten
- vb. afweging van alle gevolgen van een staking - kritiek
- zekere zin intuïtief acceptabel
- maar moeilijk voorspellen hoeveel gedragsgevolgen volgen
- verschillend van persoon tot persoon
- welke waarde geven mensen aan die evaluatie?
irrationele oorzaken van het ontstaan van attitudes
- algemeen
- irrationele instelling in collectief geheugen of collectief bewustzijn (door Carl Gustav Jung) - morele verstomming
- principe: morele kwesties die hevige emotionele reactie uitlokt, zonder enkele mogelijke rationele verklaring
- feit: stomverbaasd en perplex staan (= wanneer men vraag voor een argument voor ons gedrag)
- verklaring “omdat het verkeerd is” (vb. kannibalisme)
actief voorbeeld attitudevorming: reclame
- algemeen
- reclame en consumentengedrag
- S-O-R-schema (enkel R (aankoopgedrag) verandert onder invloed van S (advertentie)) > tijdelijk effect
- doel reclame: tussenliggende reacties of mediating responses binnen organisme veranderen (attitudes tegenover product liefst positief beïnvloed) - impact
- onmisbaar in de economie en maatschappij
- ook bij controversiële advertenties (vb. voor sigaretten of goksites)
het domein propaganda
- algemeen
- politieke propaganda
- ook boodschappen van algemeen nut = inspelen op affectieve en attitudes veranderen - effecten van emotionele boodschappen
- uit onderzoek: effecten zijn tijdelijk (vb. choquerende foto sigarettenpak > denken, maar invloed niet sterk genoeg)
- rollenspel: veel langduriger effect
- vb. coronavaccin van AstraZeneca: verhoogd risico bloedklonters (puur feiten = risico verwaarloosbaar)
sociale media
- algemeen = sociale media beïnvloed onze attitudes (politieke voorkeur of stemgedrag beïnvloeden)
- ‘filter bubble’= manier waarop persoonlijke algoritmes ingezet worden om verhalen in feed te laten verschijnen > in lijn met interessegebied gebruiker
- ‘cherrypicking’
- data kiezen die ons standpunt bevestigt (vertekend beeld werkelijkheid)
- versterkt ‘confirmation bias’ (of bevestigingstendens) = belang hechte aan info of evidentie die ons idee bevestigt
het Dunning-Krugereffect
- algemeen
- geneigd eigen opvattingen overschatten
- centraal idee: sommige door gebrekkige metacognitie (= denken over het denken) vermogen ontbreken om over eigen visie te reflecteren - veralgemenend
- mensen kunnen eigen incompetentie of onwetendheid niet naar behoren inschatten
- eigen visie overschatten = moeilijk kritisch manier omgaan met propaganda op sociale media
centrale versus perifere route naar overtuiging
- centrale route
- leiden door rationele, inhoudelijke afwegingen
- kwesties die belangrijk voor je zijn, zoals de aankoop van een auto, een huis (dus weloverwogen beslissingen) - perifere route
- oppervlakkige impulsen en uiterlijke kenmerken en prikkels
- minder ingrijpende beslissingen (vb. beroemdheid die kledinglijn promoot)
attitudeverandering door klassieke conditionering
- opfrissing
- klassieke conditionering = link tussen 2 prikkels (onvoorwaardelijke prikkel) - link met evaluatieve conditionering of affectieve overdracht
- neutrale prikkel contigu of contingent gekoppeld aan onvoorwaardelijke prikkel > die positief respectievelijk negatief gevoel uitlokt
- vb. leerkracht die leuk vak geeft, bijgevolg ook vaak leuk
- het ‘Three Amigos-effect’ = wanneer acteurs worden verward met de rol
attitudeverandering door operante conditinering
- opfrissing
- operante conditionering = nieuw gedrag aanleren (of afleren) door beloning (of straf) - invloed op attitudes
- gedragingen beloond = positieve attitude creëren
- extrinsieke motivatie: gedrag enkel omwille van beloning
- zelfbekrachtiging: jezelf belonen (innerlijk belonen: trots voelen) of zelfbestraffing: schaamte
reclame en modeling
- reclame
- zowel klassieke als operante conditionering > product associëren met positieve gevoelens
- evaluatieve conditionering tot stand - modeling
- Albert Bandura: Bobo-doll experiment
- belangrijke voorwaarden voor modeling = verwachten van een beloning
habituatie
- algemeen
- ‘primitief’ proces, zo eenvoudig en niet-inzichtelijk (ook ongewervelde dieren)
- plots vreemd onbekend geluid = oriënteringsreactie
- prikkel aanhoudt en weinig variatie = negeren
- realiseren prikkel gehabitueerd wanneer die plots weer opduikt - verklaring
- vermijden van energieverspilling
- ook omgekeerd: prikkel die blijft aanhouden tot irritatie > moeilijk aan habitueren
het aanbiedingseffect
- betekenis
- of blootstellingseffect (of ‘attitudinal effects of mere exposure’)
- constante confrontatie zal leiden tot bewust meer appreciëren of waarderen
- vb. liedje op de radio, modeverschijnselen (kapsel, kledingontwerpen en productplacement)
- ook politici: veel publieke optredens = meer stemmen - tweefactorentheorie
- na tijdje = vervelingseffect optreden
- liedje vaker op de radio, leuker en leuker vinden (eerste factor) en verloop van tijd beu wordt (tweede factor)
‘smirting’
- betekenis
- combinatie aanbiedingseffect en klassieke conditionering
- veel Europese landen: rookverbod > rokers verplicht buiten
- gevolg: socializen en flirtgedrag
responscompetitietheorie
- algemeen
- confrontatie nieuw object = ontstaan soort strijd tussen verschillende gedragsantwoorden (en gevoel van onzekerheid en twijfel)
- gevolg: object minder aangenaam
- oplossing: hoe vaker in contact, hoe aangenamer - extra: onszelf niet fotogeniek vinden
- gewend aan ons spiegelbeeld
- of onze eigen stem ervaren via opname = onaangenaam (gewend te horen vanuit lichaam)
factoren die het aanbiedingseffect beperkingen geven
- effect het sterkst bij nieuwe prikkel
- stijging in attitude = logaritmisch verloop
- plafond-effect: hoger dan welbepaald maximum lijkt waardering niet toe te nemen - neutrale prikkel
- fase 1: desensitisatie = minder gevoelig aan worden, vb. gewend aan aandacht van aanbidder (stalker)
- fase 2: gedragscontrole (gedrag beheersen = vrees gaat dalen)
- fase 3: vermijdingsgedrag (vluchten)
- fase 4: sensitisatie = gevoeliger aan prikkel of je bent voortdurend op hoede - neutrale context
- positieve context = positieve appreciatie door context alleen al
- hetzelfde bij negatieve context (vb. politici vernoemd bij louche zaken)
- nabijheidseffect = mensen liever hebben naarmate ze dichter bij ons ‘staan’
onbewuste vorming van attitudes
- algemeen
- terrein dieptepsychologie en freudiaanse erfenis
- attitudes controversieel = niet observeerbaar en niet meetbaar
- grootste deel gedragingen = onbewuste, verdrongen en vanuit conflictueuze motieven gestuurd - verdringing
- omdat ze beschamend zijn en oorzaak te pijnlijk
- of attitude soms onderwerp van verdringing
psychische apparaat van Freud
- betekenis
- conflict tussen 3 tegenstrijdige instanties
- Es = lustprincipe (zoeken naar lust en vermijden onlust)
- Uber-Ich = moraliteitsprincipe (geweten, ik-ideaal) (Es wil verliefdheid omzetten in daden > Uber-Ich zet hier verbod)
- Ich = beslissingen nemen (basis gegeven omstandigheden) - uitlaatklep psychische spanningen
- verspreking, dromen, gedragsmatige vergissingen en psychische stoornissen
- defensie- en afweermechanismen
soorten afweermechanismen
- sublimatie
- aanvaardbare manier uiting geven aan verdrongen wensen (of attitudes)
- vb. racistische houding omzetten in humor als stand-upcomedian - reactievorming
- omgekeerde uiten van wat men werkelijk wil of waar men naar verlangt
- vb. iemand die vijandig is tegenover homobeweging, is zelf homo - rationalisatie
- eigen attitude zo confronterend dat men deze via rationele argumenten probeert te verdoezelen of ontkennen
- vb. de vos die niet aan de druifjes kan: “ze zijn toch te zuur”
in-group versus out-group
- in-group
- groep waartoe iemand behoort en zich mee identificeert
- interesses, overtuigingen, etniciteit, religie, geslacht/gender, seksuele voorkeur
- generen vaak gevoel van behoren en identiteit - out-group
- elke groep waar iemand niet toe behoort
- verleidelijk om over te gaan tot polarisatie tussen in-group en out-group
- vaak (onbewust en/of bewust) minder empathie of positieve gevoelens voor out-group leden
- door in-group-out-group mechanismen en biases negatief beoordelen
twee invullingen van ras
- ras als biologisch afgebakende groep, 1 ras: homo sapiens
- ras als sociale constructie
- groep vormen op basis van gelijkenissen in zichtbare uiterlijke kenmerken (zoals lichaamskleur, lichaamsbouw, stijl van haar) - etniciteit
- de maatschappelijk veronderstelde gemeenschappelijke afkomst van een groep mensen
- multidimensionaal vb. nationale/regionale origine, moedertaal, religie en ras als sociaal construct
voorbeelden binnen onze gemeenschap
- ageism
- een stereotiep beeld van ouderen
- assimilatie (idee dat wij veel verschillen van de ander) en out-group-homogeniteit - de inleefoefening van Jane Elliott
- blue eyes/brown eyes exercise
- idee dat kinderen met bruine ogen ‘beter’ zijn dan leerlingen met blauwe ogen
- conclusie: wanneer je discriminatie hebt ondervonden, minder geneigd om zelf discriminerend gedrag te stellen
de Nieuw-Gentse Alliantie
- algemeen
- jonge Gentenaars: ludieke en maatschappelijke actie
- politieke partij N-GA: Gentse onafhankelijkheid (te veel West-Vlaamse studenten ‘bleven hangen’) - gevolgen
- polariserend gedrag: bakkers weigerden West-Vlamingen te bedienen
- doodbrave burgers werden gediscrimineerd
minimale groepssituatie
- algemeen
- ‘minimale groepssituatie-experimenten’
- ‘in-group-favoritisme’ en ‘out-group-ondermijning’ - twee niveaus van attitudevorming
- de bewuste oordelen (waar we zelf over beslissen en nadenken)
- het onbewuste niveau (de automatische, impulsieve associaties die we maken)
attitudes als een gestalt
- de balanstheorie
- zinvol, logisch samenhangend geheel
- mensen willen dat hun attitudes in logische balans staan ten opzichte van elkaar (vb. vriend van mijn vriend, moet ook mijn vriend zijn)
- uit balans: mentale aanpassingen om negatieve relatie positiever te maken
de cognitieve dissonantietheorie
- Festinger, Schachter en Riecken:
- onderzoek bij religieuze sekte van Doroty Martin
- Heaven’s Gate sekte = meer vertrouwen in het geloof dan de krachtige telescoop die overtuigingen tegensprak
- collectieve zelfdoding in maart 1997 - andere voorbeelden
- ‘er zijn fouten gemaakt (maar niet door mij)’ van Tavris en Aronson
- als kind misbruikt volgen psychotherapeut = niet écht waar !!
dissonantiereductie
- betekenis
- mensen hebben niet graag dat hun cognities elkaar tegenspreken - cognities verhouden zich op 3 manieren:
- consonant: gelijkluidend
- dissonant: botsend
- irrelevant: geen invloed op elkaar, staan los van elkaar
drie stellingen van Festinger
- stelling 1 = globale dissonantie is een functie van de verhouding tussen dissonante en consonante cognities
- stelling 2
- hoe groter de globale dissonantie, hoe sterker de neiging om globale dissonantie te reduceren
- ofwel dissonante cognities verkleinen (vb. cognitie minimaliseren die dissonant is, ‘minder belang aan hechten’)
- ofwel consonante cognities verhogen - stelling 3
- bij reduceren van globale dissonantie zullen we vooraf die cognities aanpassen die het minst goed bestand zijn tegen verandering
- vooral die cognities aanpassen die het makkelijkst te veranderen zijn
kenmerkende toepassingen (1-2)
- dissonantie na het maken van een keuze
- dissonante cognitie = vele mankementen en kosten en zwakke prestaties van de auto
- consonante cognities = pluspunten verantwoorden
- doel = dissonante cognitie minimaliseren
- cognitieve dissonantie = enkel optreden als keuze gevolgen heeft - dissonantie bij het contra-attitudinaal pleidooi
- experiment: saaie proef (vleugelmoer vast en los draaien)
- vervolgens: pleidooi houden tegen PsPp. dat experiment héél leuk is
- conclusie = hoe meer gewicht consonante cognitie heeft, hoe meer globale dissonantie naar beneden
- attitudeverandering stijgt recht evenredig met dissonantie
kenmerkende toepassingen (3-5)
- dissonantie bij verleiding en de dreiging van straf
- dissonante cognitie = het speelgoed leuk vinden en consonante cognitie = de straf
- principe: wat verboden is, wordt aantrekkelijker - strengheid vd toetredingsvoorwaarden
- globale dissonantie gecreëerd door dissonantie tussen twee cognities - dissonantie bij de voet-tussen-de-deur-techniek
- “deur in het gezicht”: beginnen met veel te ambitieuze vraag (daarna toegankelijkere wens)
- low-ball: ook bij experiment van Milgram
- that’s not all: allerlei extra’s beloven voor dezelfde prijs of ‘stuntprijs’ aanbieden
proef met pleidooi
- algemeen
- saaie taak als leuke taak omschrijven
- wanneer pleidooi niet publiek = geen dissonantie
- vaststelling: misschien rationaliseren we gewoon ons gestelde gedrag wanneer attitudes veranderden (i.p.v. dissonantie) - enkele beperkingen van cognitieve dissonantietheorie
- aanwezigheid dissonantie ongewenst en negatieve consequenties
- enkel bij persoonlijke verantwoordelijkheid voor gedrag (en voorzien van bepaalde negatieve gevolgen) ervaar je dissonantie
- sprake van fysiologische arousal
- fysiologische arousal gelinkt aan het eigen gedrag
de Yale Attitude Change Approach - WHO
- wat zorgt voor attitudeverandering? of ‘WHO says what to whom?’
- geloofwaardigheid: deskundigheid, maar niet altijd tegenover een leek
- aantrekkelijk: fysiek voorkomen
- gelaatsuitdrukking: ernstig kijken bij positieve boodschappen - persoonlijkheid
- vooral extraverte sprekers en openheid voor ervaring
- neurotisch of overtuigd van eigen gelijk = tegenindicatie
de Yale Attitude Change Approach - WHAT
- algemeen
- vooral boodschappen die niet bedoeld lijken om te beïnvloeden
- pro-, maar ook contra-argumentaties aanbrengen
- primacy-effect: veel sprekers op korte tijd
- recency-effect: indien lezingen over enkele dagen gespreid zijn
de Yale Attitude Change Approach - WHOM
- propaganda
- vooral als je afgeleid wordt tijden het krijgen van een boodschap (of propaganda) = onthoud je er minder van en ben je meer beïnvloedbaar (> minder alert om kritische tegenwerping te bieden) - vastelling
- jongeren tussen 18 en 25: meest bereid tot attitudeverandering
- mensen met minder zelfvertrouwen en lage/gemiddelde intelligentie zijn beïnvloedbaarder