Sociaal-medische wetenschappen week 5 Flashcards

1
Q

Incidentie

A

Aantal nieuwe ziektegevallen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

prevalentie

A

aantal mensen met een ziekte op één bepaald moment (alle bestaande ziektegevallen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

sterfte

A

uitstroom uit prevalentie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Oorzaken stijgende prevalentie: stijgende incidentie

A
  • Meer mensen worden ziek
  • Betere opsporing van ziekte
  • Mensen bezoeken eerder de huisarts met bepaalde klachten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Oorzaken stijgende prevalentie: dalende sterfte

A
  • Gezonder gedrag (gezonder eten na diagnose diabetes)
  • Beter zorg (medicatie) waardoor mensen met de ziekte langer blijven leven
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Subjectieve maten van gezondheid

A
  • Ervaren gezondheid
  • (Gezondheidsgerelateerde) kwaliteit van leven
  • Levenstevredenheid / ervaren gelijk / emotioneel welzijn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Ervaren gezondheid (self-rated health)

A

= globale oordeel over eigen gezondheid (fysieke toestand, mentale gesteldheid, gezondheidsrisicogedrag, woonsituatie, werksituatie, enz.).
- ‘Hoe is over het algemeen uw gezondheidstoestand?’ -> zeer slecht – slecht – gaat wel – goed – zeer goed.
- gezondheidstoestand van verschillende populaties vergelijken.
- krachtige voorspeller van mortaliteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Levenstevredenheid / ervaren gelijk / emotioneel welzijn (subjective well-being)

A

= evaluatie van leven als geheel (geen specifieke focus op gezondheidstoestand)
- Wordt vaak gemeten met enkelvoudige vraag: ‘Alles bij elkaar genomen, hoe tevreden bent u met het leven als geheel?’ -> 0 – 1 – 2 – 3 – 4 – 5 – 6 – 7 – 8 – 9 – 10

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

(Gezondheidsgerelateerde) kwaliteit van leven (quality of life)

A

= perceptie van personen van hun plaats in het leven binnen de context van de cultuur en waardesystemen waarin zij leven en in relatie tot hun doelen, verwachtingen, standaarden en zorgen.
- Ziekte specifiek gemeten binnen groep van mensen met bepaalde aandoeningen -> grote verschillen in kwaliteit van leven (in zelfde groep).
- Heeft verschillenden facetten/domeinen: fysieke gezondheid, mate van onafhankelijkheid, psychische welzijn, rolbeperkingen, pijn, sociale relaties.
- Wordt gemeten met behulp van uitgebreide vragenlijsten -> dimensies verschillen
- Globale inschatting van kwaliteit van leven speelt belangrijke rol bij samengestelde gezondheidsmaten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Disability paradox

A

subjectieve inschatting van patiënten komen vaak niet overeen met de objectieve gezondheidsstatus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Response shift

A

verandering van referentiekader -> inschatting wordt aangepast aan huidige status

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Downward comparisons

A

vergelijking met personen die er (nog) slechter aan toe zijn -> mechanisme om moed te houden en positief te blijven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Samengestelde gezondheidsmaten

A

combineren van kwantiteit (objectieve maten) en kwaliteit (subjectieve maten) van leven:
- Kwantiteit: (verloren/gewonnen) levensjaren
- Kwaliteit: wegingsfactor (mening van deskundigen, patiënten, bevolking)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

DALY

A

(diability-adjusted life years) = ziektelast, maar voor gezondheidsverlies: aantal levensjaren en kwaliteit van leven die iemand verliest door ziekte. Gebruikte wegingsfactor (diability weight) tussen 0 (perfecte gezondheid/kwaliteit van leven en 1 (dood). 1 DALY staat voor verlies van 1 jaar met perfecte gezondheid of kwaliteit van leven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

QALY

A

(qualify-adjusted life years) = gezondheidswinst, aantal Jaren met een correctie voor kwaliteit van leven. Gebruikte wegingsfacotr (utility factor) tussen 0 (dood) en 1 (perfecte gezondheid/kwaliteit van leven) -> hoe hoger de score hoe lager de reductie van levenskwaliteit. 1 QALY staat voor 1 (extra) jaar met perfecte gezondheid/kwaliteit van leven (door een interventie).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Oorzaken stijgende prevalentie

A
  • Stijgende incidentie
  • Dalende sterftecijfer
17
Q

gezondheidsmaten + indicatoren

A

= om volksgezondheid te meten
- Ziekte en aandoeningen: prevalentie en incidentie
- Sterfte en doodsoorzaken: sterftecijfers, levensverwachting
- Functioneren en kwaliteit van leven: subjectieve gevolgen van ziekte en hoe dit mensen beïnvloed
- Samengestelde gezondheidsmaten: gezonde levensverwachting en DALY’s

18
Q

Determinanten

A

onderliggende factoren die gezondheid beïnvloeden -> hebben effect op gezondheid afhankelijk van invulling.

19
Q

Persoonsgebonden factoren

A
  • Aangeboren (genetische afwijkingen of niet erfelijk)
  • Verworven factoren (lichaamslengte, gewicht, cholesterol)
  • psychische factoren (persoonskenmerken)
20
Q

Gedrag

A

heeft effect op hoe gezond je bent (roken, drinken, voeding, beweging, zorggebruik) -> veel gedrag is gewoontgedrag (gebeurt automatisch)

21
Q

omgeving

A
  • Fysieke omgeving
  • Sociale omgeving
22
Q

fysieke omgeving

A

aanwezigheid van chemische straling of afval, geluidoverlast, temperatuur, inrichting -> toegang tot voorzieningen (sportschool, snackbar, huisarts). 2 soorten:
o Direct: directe schade (gehoorschade)
o Indirect: indirecte schade (stress door geluidsoverlast -> door stress slechtere gezondheid -> gezondheidsklachten)

23
Q

sociale omgeving

A

groep mensen waarmee iemand zich kan identificeren (directe leefomgeving -> gezin, familie, werk, vrienden, kennis, buren, school, sport, hobby):
o Bron van stress (negatief): sociale druk (bepaalde manier gedragen)
o Bron van sociale steun (positief): stimuleren en helpen
-> normen en waarden van sociale omgeving van belang -> wat is normaal, leefstijl, gewoontes

24
Q

externe ontwikkelingen

A

economische ontwikkelingen binnen een land

25
Q

beleid en preventie

A

overheid, regelgeving, informatievoorziening die er zijn om gezondheid te bevorderen (interventies en beleidsgevingen)

26
Q

Determinanten van gezondheid

A
  • omgeving
  • gedrag
  • persoonsgebonden factoren
27
Q

Verklaring gezondheidsverschillen sociale en fysieke omgeving (SES)

A
  • fysieke omgeving: lage SES wonen in fysieke buurt waar meer mogelijkheden zijn voor ongezond gedrag
  • sociale omgeving: sociaal netwerk heeft normen en waarden die ongezond gedrag kunnen stimuleren of minder snel zorg gebruiken.
28
Q

Verklaring financiel gezondheidsverschilling (SES)

A

Minder financiële mogelijkheden voor gezonde voeding of sportabonnement .

29
Q

Verklaring gezondheidsverschillen kennis (SES)

A

missen noodzakelijke kennis die nodig is voor een gezond leven -> geletterdheid is belangrijk om gezondheidsinformatie te kunnen begrijpen.

30
Q

Laaggeletterdheid

A

kunnen losse woorden lezen maar geen lange tekst begrijpend lezen -> moeite met lezen en schrijven -> moeite met invullen van formulieren, ov, voorlezen, computer, begrijpen van informatie over zorg. Begint al vroeg in het leven.

31
Q

sociale causatie

A

SES op leeftijd X beïnvloed gezondheid op leeftijd Y

32
Q

sociale selectie

A

gezondheid op leeftijd X beïnvloed SES op leeftijd Y

33
Q

Materiële factoren

A

arbeid- en woonstandigheden, fysieke omgeving

34
Q

Psychosociale factoren

A

persoonsgebonden factoren, psychosociale stress, sociale steun, controle mogelijkheden (coping).

35
Q

SEGV verschillen verkleinen

A
  • Verkleinen van verschillen: opleiding, inkomen, beroepsniveau
  • Verbeteren van leefomgevingen en stimuleren van gezond gedrag onder lage SES groepen -> omgeving zo inrichten dat lage SES worden gestimuleerd om gezond te leven
  • Verbeteren toegankelijkheden en effectiviteit van gezondheidszorg voor lagere SES groepen
  • Aansluiten bij leefwereld: verdiep je in doelgroep/tailoring van voorlichting (filmpjes en plaatsjes ipv tekst)
36
Q

Individuele verklaringen grote gezondheidsverschillen

A
  • SES: samenhang tussen sociaal economische status en etnische herkomst -> bevolkingsgroepen met migratieachtergrond hebben relatief ongunstige SES (laag opleidingsniveau, minder inkomen, lagere arbeidsparticipatie -> gerelateerd aan gezondheid).
  • Discriminatie maakt ziek -> etnische minderheden worden gediscrimineerd door autotonen bevolking (voelen zich gediscrimineerd) -> zorgt voor stress en leidt tot ziekte waardoor fysieke gezondheid slechter wordt.
  • Acculturatie zorgt voor stress: mensen houdingen, waarden en gewoonten over nemen van andere cultuur waarmee ze in contact komen -> andere levensstijlen en eetpatronen. Kan zorgen voor psychologische en sociale problemen (alcohol, drug, onzekerheid door veranderende gewoontes en stress).
37
Q

Institutioneel niveau

A

gezondheidsbeleid sluit niet aan bij behoeften van etnische minderheden (taal en informatiebarrières waardoor zij minder kunnen profiteren van gezondheidsbeleid)

38
Q

Epidemiologie

A

leer die zich bezighoudt met de bestudering van ziekten en aandoeningen in de bevolking

39
Q

4 aspecten epidemiologie

A
  1. Het tijdperk van epidemieën en hongersnood
  2. Het tijdperk van afnemende pandemieën
  3. Het tijdperk van degeneratieve en door de mens veroorzaakte aandoeningen
  4. Het tijdperk van vertraagde degeneratieve ziekten en opkomende en opnieuw opduikende infecties