AVV Flashcards
onderzoekscyclus
ontwerpen -> verzamelen -> analyseren -> rapporteren
Probleemstelling/vraagstelling/doelstelling
theorie
onderzoeksopzet
dataverzamelen
analyseren
rapporteren
ontwerpen
- Doelstelling
- Vraagstelling
- Theoretisch kader
- Onderzoeksopzet
doelstelling
- Verkennen van een onderzoeksveld waar nog weinig over bekend is;
- Beschrijven van emoties, perspectieven en sociale relaties (betekenisgeving en machtsverhoudingen);
- Begrijpen van menselijk handelen in een bepaalde context;
achterliggend doel van doelstellingen
- Kennis te verwerven (meer weten)
- Theorie te bouwen (conceptuele raamwerken)
- Verandering te brengen (actiegericht).
kwalitatieve vraagstelling
meestal open (hoe, wat, waarom), explorerend en holistisch geformuleerd. Gericht op processen, ervaringen, strategieën, gevoelens
theorie
samenhang van concepten en uitspraken over de manier waarop deze concepten zich tot elkaar verhouden
concept
zelfstandig naamwoord of werkwoorden dat staat voor een bredere catalogus of fenomeen (bijv. stigma, sociale steun, macht, enz.)
inductieve rol en plaats van theoretische concepten
van specifieke waarnemingen naar een algemene theorie werken
deductieve rol en plaats van theoretische concepten
vanuit een geformuleerde theorie gaan zoeken naar data.
emic
perspectief van respondent -> gedachtegang van informant volgen en aansluiten bij diens referentiekader en vocabulaire.
etic
perspectief onderzoeker –> bestaat uit een vertaling van termen en concepten zoals ze door de respondent onder woorden zijn gebracht in gesprek met de onderzoeker. (interpreteren en thema’s aan toevoegen)
Sensitizing concepts
geven richting aan een kwalitatief onderzoek en maken de onderzoeker gevoelig voor bepaalde concepten die bij het beantwoorden van de onderzoeksvraag een rol kunnen spelen
vormen van dataverzameling
- Interviewen
- Observeren
- Documentenanalyse
soorten interviewen en hun kenmerken
- Vrij / open
o Geen vaste vragen of thema’s: conversatie
o Weinig sturing: vrijheid voor verhalen - Semigestructureerd
o Voorgevormde thema’s: topiclijst
o Inhoudelijke flexibiliteit - Gestandaardiseerd / gestructureerd
o Vragen vooraf strak geformuleerd: interviewguide / vragenlijst
o Meer informatie in minder tijd; ‘feiten’ vinden
wie interviewen
- Random of doelbewust (theoretisch) selecteren (Van Meijl et al. 2016: 261)
o Random sampling = toepas steekproef
o Doelbewust (theoretisch) selecteren = selecteren van respondenten op basis van hun bijdrage aan dataverzameling en analyse - Sneeuwbalmethode (Van Meijl et al. 2016: 262) = mensen vragen of ze mensen kennen
- Deviant cases (Van Meijl et al. 2016: 263) = uiteenliggende respondenten selecteren (veel last + weinig last)
vragen tijdens interview
- Open en gesloten
- Direct en indirect
- Hoofdvraag en doorvraag
- Waardenvrij en suggestief
- Neutraal of gevoelig
doorvraagtechnieken
- Samenvatten, concluderen
- Verduidelijking vragen
- Herhalen
- Stilte laten vallen
- Hummen, knikken, ‘ja’ zeggen
observeren
- volledige deelnemer
- als deelnemer observeren
- als observator deelnemen
- alleen observeren
waar kijk je naar bij observatie
- eerst breed daarna meer focus
- Actor: de mensen die aanwezig/betrokken zijn
- Activiteit: een reeks samenhangende dingen die mensen doen
- Actie: alleenstaande acties van mensen
- Doel: dingen die mensen proberen te bereiken
- Gebeurtenis: een onverwachte situaties
- Gevoel: emoties die mensen voelen en uitdrukken
- Plaats: fysieke plaats of plaatsen
- Object: fysieke dingen die aanwezig zijn
- Tijd: de sequentie van iets over de tijd
Cyclisch-interactief onderzoek
Je gaat steeds terug en past je daarop aan. Staat open voor nieuwe inzichten dus typisch voor kwalitatief onderzoek (cycli verandert steeds). Bij kwantitatief onderzoek hypothese toetsen en bij kwalitatief wil je begrijpen hoe iets werkt dus theoretisch kader aanpassen, anders data verzamelen -> ruimte voor.
Narratief onderzoek
onderzoek naar verhalen (patiënt verhalen analyseren). Verhalen hoeven niet precies hetzelfde te zijn als ervaringen.
soorten onderzoeksvragen
- Simplistische inductivistische onderzoeksvraag (te vaag en open) -> oplossen door contextualiseren en naar eerder onderzoek te kijken.
- Omnivoor-vraag (te breed en vaag en geen diepgang bereiken) -> oplossen door kiezen (afbakenen) en diepgang.
- Theoretische onderzoeksvraag (gericht op theorie en niet praktijk (filosofisch)) -> oplossen door casus toe te voegen.
kenmerken kwalitatief onderzoek (Boer en Evers)
- directe waarnemingen in de natuurlijke situatie
- onderzoeker is nadrukkelijk aanwezig bij de dataverzameling
- inductieve werkwijze prevaleert meestal
- perspectief van respondent staat centraal
- holistische of contextuele benadering
- onderzoeksresultaten vaak in verhalende vorm
holisme
kijken naar het grotere geheel
context
totale omgeving waarin iets betekenis krijgt –> interactie in de klas: hoe verhouden we tot elkaar, hoe laat, hoeveel mensen
stromingen kwalitatief onderzoek
- paradigmatische benadering = wat is de waarheid, wat is de werkelijkheid (hoe doe je wetenschappelijk onderzoek)
- pragmatische benadering = (tijdsoverwegingen, kostenaspect, niet met stroming geassocieerd willen worden) = geen stelling innemen maar afhankelijk van onderzoeksvraag kies je een methode.
etnografisch onderzoek
onderzoeker verblijft vaak langere tijd in het veld en doet mee aan het dagelijks leven van de respondenten
literatuuronderzoek
onderzoek voortborduren op kennis die aanwezig is –> zo onderzoeksvraag en doelstelling scherper formuleren.
Vraagstelling
centrale onderzoeksvraag (hoe, wat, waarom) -> geeft richting aan onderzoek. Vraagstelling kan gaande het onderzoek aangepast worden. Deelvragen kunnen uitwerking zijn van hoofdvraag.
Going native
onderzoeker gaat zich te veel identificeren met onderzochte groep
Techniek om slecht interview beter te laten verlopen
- Structuur inbrengen (antwoordkeuzes geve)
- Vraag opnieuw stellen
- Eén op één interview i.p.v. groep (individueel aanspreken)
- Doel van interview aangeven
goed interview
- Even parkeren van topic
- Heldere voorbeelden -> feiten + onderzoek
- Introductie onderwerp (uitleg concept)
- Direct
- Relevante vragen -> doorvragen
- Ruimte geven (stiltes) -> interpretatie van andere vragen
- Gevoelige onderwerpen
- hummen
slecht interview
- Leiding kwijt
- Geen antwoord op vraag
- Vragen niet over onderwerp
- Onzeker
- Sprong van onderwerp op onderwerp
- Niet uitpraten
- Negatief taalgebruik
- Spanning
- Slechte houding
- Interactie
- Toon
Topiclijst
lijst met alle onderwerpen en subonderwerpen die je aan bod wilt laten komen in je interviews (kunnen al vragen in staan)
soorten vragen gebaseerd op
- Gedrag of ervaring
- Mening of waarde
- Gevoel
- Kennis
- Zintuiglijke ervaring
- Naar demografische of achtergrondgegevens
valkuilen tijdens interview
- Onderbrekingen van buitenaf
- Concurrerende afleidingen
- Plankenkoorts
- Ongemakkelijke vragen
- Van het ene onderwerp naar het andere springen
- Verleiding om geïnterviewden te adviseren
stappen goed interview
- Small talk
- Goede introductie:
o Wie (voorstellen)
o Wat
o Waarom (doel onderzoek)
o Toestemming voor opname
o Anoniem
o Tijd - Van neutraal naar gevoeligere onderwerpen
- Grip houden op interview en ook gevoelig blijven (niet bot zijn)
- Flexibel en open zijn dus ruimte om af te wijken van topiclijst
- Neutraal blijven in vragen, niet veroordelen of beoordelen
- Luisteren – samenvatten – doorvragen (LSD)
- Stiltes laten vallen (nadenken of functioneel)
- Hummen: knikken, lichaamshouding, gezichtsuitdrukking enz.
verbatim
woord voor woord / letterlijk
analyseren
data uiteenrafelen en terugbrengen op een nieuwe manier (coderen) waardoor je jouw interpretatie van de data goed en helder kunt overbrengen (rapporteren)
code
woorden, cijfers of samenvattende (korte) zinnen die de onderzoeker toekent aan een fragment uit een interviewtranscript, document of observatie met als doel om dat stuk tekst een samenvattend of essentie-dekkend label toe te kennen.
coderen
mogelijk maken om uit groot aantal transcripten informatie te halen en verbinden op manier die individuele manier overstijgt -> jouw analyse is niet langer samenvatting van ieder individueel transcript maar interpretatie van wat in verschillende transcripten gebeurd met betrekking tot aandachtspunten (vraagstelling en theoretische concepten).
soorten coderen
- Open coderen (verkennen) = opdelen van tekstfragmenten in kleinere gehele en het toekennen van code aan elk fragment (in kantlijn).
- Axiaal coderen (categoriseren) = samenvoegen van verschillenden codes onder een gemeenschappelijke(e) thema/concept.
- Selectief coderen (verbinden) = verbinden van thema’s / concepten met ekaar om de relaties tussen deze thema’s / concepten in kaart te brengen en theorie te vormen en/of vraagstelling te beantwoorden.
A-priori benadering in coderen
vertrekkend vanuit een conceptueel kader dat de onderzoeker heeft opgesteld voor het data verzamelen, stelt de onderzoeker een lijst met codes op die hij/zij verwacht terug te vinden in de interviews.
doel van coderen
- Herkennen van overeenkomsten en verschillen
- Herkennen van patronen in hun context
- Beantwoorden van onderzoeksvraag
Overeenkomsten, verschillen en patronen kunnen optreden in
- Ervaringen
- Betekenisgeving
- Processen
- Interacties
- Keuzes