samenvatting week 2 Flashcards
Topografische analyse
gedetailleerde beschrijving van het probleemgedrag met een ABC schema. zonder interpretatie
Functie analyse
hypothese over samenhang tussen gedragen consequentie.
R, respons,
Sr, verwachte bekrachtiging door de stimuli,
de associatie van het verband Tussen R en Sr.
De waargenomen discriminatieve stimuli, Sd, context waarin gedrag geldt.
Feitelijke consequenties die zorgen dat het gedrag problematisch wordt.
Betekenis analyse
Welke (emotionele) betekenis heeft de uitlokkende stimulus gekregen en is hiermee verbonden geraakt.
CS, voorwaardelijke uitlokkende stimulus.
US/UR cognitieve representatie van de CS de gedachte die hierbij komt
de associatie, referentieel (doet me denken aan) of sequentieel (als dit dan dat)
de emotionele reactie als representatie van de associatie
Operante principes
Gedrag is voorspelbaar
gedrag heeft invloed op de omgeving en kan daarmee beinvloeden
er is altijd wisselwerking tussen gedrag en omgeving
Skinner
Verandering kan plaatsvinden door de gevolgen.
Positieve bekrachtiging. Gedrag levert iets positiefs op.
Shaping, elk deel van doel gedrag dat wordt getoond wordt bekrachtigd. wat later vormt tot een geheel.
Chaining, stapsgewijs wordt elk deel van het doel gedrag aangeleerd. wat steeds verder wordt uitgebreid.kan vooruit en achter uit.
Bekrachtiging van onvereenigbaar gedrag: Bekrachtig het alternatief, doel gedrag dat niet gelijktijdig met probleemgedrag kan.
stimulus controle, discriminatie leren: bekrachtigen van passend gedrag passend bij context, maar negeren in niet passende context.
Negatieve bekrachtiging, straf of een consequentie dat het probleem gedrag moet laten afnemen
Uitdoving/negeren: niet bekrachtigen van ongewenst gedrag, moet consequent worden toegepast
Over-correctie: ongewenst gedrag direct herstellen en vervangen voor gewenst gedrag, moet direct gebeuren
Respons cost: boete voor ongewenst gedrag, inhouden van beloning of privilege, alleen als je ook echt invloed hebt hierop en het moet in tijd overzichtelijk zijn
Time-out: tijdelijke afzondering, voorwaarden, tijd en duur moeten van te voren duidelijk zijn.
Contingency contracting
contract tussen opvoeder en kind met concrete doelen. Wat doen we niet meer of juist wel, doelgedrag. Rechten en plichten worden beschreven. Moet duidelijk en observeerbaar zijn. Geen onduidelijkheden.
mediatie therapie
Kind leert ander gedrag door ouder, die wordt ingezet en getraind door de therapeut.
OUder krijgt van therapeut kennis, alternatieven en trainings mogelijheden in rollen spellen om anders te reageren en hierdoor het gedrag te veranderen.
klassieke conditionering
Bestaande reactie wordt aan een stimulus gekoppeld waardoor conditionering ontstaat.
Generalisatie: alle hierop lijkende prikkels ontlokken dezelfde reflex
Discriminatie: specifieke prikkel ontlokt de reflex, je maakt onderscheid
extinctie: wat je aanleert kan je ook weer laten verdwijnen
Hoe ontstaan US/UR representatie?
Door levenservaring, trauma of interactie met anderen kan een koppeling ontstaan. De ernst of de hoeveelheid is niet per definitie van belang om de koppeling te maken.
Interventies technieken klassieke conditionering
exposure, associaties verbreken door het oefenen met de stimulus
her evalueren van US/UR representatie: informatie versterken, her ettiketering of EMDR
Angst beheersing: ontspanningsoefeningen, cognitieve interventies.
Operante conditionering
Operante conditionering is de wet van effect. door de consequentie op gedrag leer je.
als de gevolgen positief zijn in een bepaalde omgeving, zal het blijven bestaan.
Hypothese stelling kan alleen als de situatie, het gedrag en de gevolgen duidelijk zijn. dit is altijd achteraf geformuleerd.post hoc hypothese
Sociaal leren
Bandura: nieuw gedrag kan je aanleren door het zien van de gevolgen bij anderen, modeling. Het gedrag en de gevolgen waarnemen en het daarom ook gaan toepassen.
Cognitief model
niet de situatie maar de wijze hoe wij deze zien, verwachting, waardering, attributies, overtuigingen of zelfregulatie bepalen hoe wij ons gaan gedragen.
door de onjuiste informatie die wij koppelen geven wij betekenis aan situaties en naast de omgeving beinvloed dit ons gedrag.
Diagnostiek: gericht op het achterhalen van de kern overtuigingen
Visie op behandeling: wijzigen van disfunctionele gedachten zodat in de toekomst het juiste wordt gedacht en gevoeld waardoor het functioneren verbeterd.
cognitief model interventies.
cognitieve herstructurering: cognitieve therapie, schematherapie,driefasen model.
CBT, modificatie: zelf regulatie, zelf obeservatie van gevoel, gedachten en gedrag.zlef bekrachtiging of bestraffing. Stimuls cotrolle en oefenen nieuw gedrag. zelf instructie methode, probleemoplossing methode.