Routledge Unit 4 Flashcards

1
Q

En

het appelgebak

A

apple pie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

En

de boekenbon

A

book token

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

En

gefeliciteerd

A

congratulations

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

En

de kwarktaart

A

cheese cake

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

En

van harte

A

congratulations

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

En

voor zijn verjaardag

A

for his birthday

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

En

erover

A

about it

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

En

de overheid

A

state/government

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

En

de reclame

A

commercial/advert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

En

de ruzie

A

fight/argument

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

En

toch?

A

haven’t I?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

En

directieleden

A

members of the board

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

En

nog nooit

A

never

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

En

afgelopen

A

last

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

En

het kantoor

A

(the) office

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

En

verhuizen

A

to move house

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

En

voor het laatst

A

the last time

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

En

wat voor keuken

A

what type of cuisine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

En

om de dag

A

every other day

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

En

het onweer

A

thunder and lightning

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

En

de beschuit

A

Dutch crisp bakes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

En

kerngezond

A

in perfect health

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

En

de knuist

A

fist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

En

muisjes

A

aniseed comfits

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

En

als je het niet erg vindt

A

if you don’t mind

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

En

goh

A

gee, golly

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

En

inschenken

A

to pour

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

En

het kraambezoek

A

visit to the new baby and mother

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

En

op bezoek geweest

A

visited

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

En

het plaatje

A

little beauty

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

En

het poepie

A

little darling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

En

het scheetje

A

little sweetie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

En

voor problemen zorgen

A

to cause problems

34
Q

En

zwanger

A

pregnant

35
Q

En

het liefst

A

prefer to

36
Q

En

omhoog moeten

A

need to go up

37
Q

En

de overheid

A

government

38
Q

En

de tolweg

A

toll road

39
Q

En

de afstandsbediening

A

remote control

40
Q

En

opruimen

A

to clear away

41
Q

En

uit

A

finished

42
Q

En

vergaderen

A

to have a meeting

43
Q

En

voobereiden

A

prepare

44
Q

En

eindigen

A

come to an end

45
Q

En

de kloof

A

gap

46
Q

En

de kokosmelk

A

coconut milk

47
Q

En

de koopkracht

A

spending power

48
Q

En

spannend

A

thrilling, exciting

49
Q

En

vergroten

A

enlarge, increase

50
Q

En

de bezienswaardigheid

A

sight

51
Q

En

de busrit

A

coach journey

52
Q

En

de dagtocht

A

day trip

53
Q

En

aan de beurt

A

whose turn

54
Q

En

het aantal

A

number

55
Q

En

achter het stuur kruipen

A

go behind the wheel

56
Q

En

al jaren

A

for years

57
Q

En

bijhouden

A

keep tack

58
Q

En

de Bob-gedachte

A

the notion of Bob

59
Q

En

da’s

A

that’s

60
Q

En

degene

A

the one

61
Q

En

een nacht doorhalen

A

to make a night of it

62
Q

En

de ene keer

A

one time

63
Q

En

de invoering

A

implementation/start

64
Q

En

de kroeg

A

bar/pub

65
Q

En

het mooie

A

the beauty of it

66
Q

En

nuchter

A

sober

67
Q

En

het slachtoffer

A

victim

68
Q

En

vooraf

A

beforehand

69
Q

En

alcoholmatiging

A

reduced alcohol intake

70
Q

En

de bewustwording

A

becoming aware

71
Q

En

bladen

A

magazines

72
Q

En

bleek

A

turned out to be

73
Q

En

de doelgroep

A

target audience

74
Q

En

het gebruik

A

consumption

75
Q

En

gedurende

A

during

76
Q

En

de gezondheidbevordering

A

promotion of public health

77
Q

En

de kater

A

hangover

78
Q

En

de kennistoename

A

increased knowledge

79
Q

En

de radiospot

A

radio commercial

80
Q

En

de strandtent

A

beach bar

81
Q

En

de voorlichtingscampagne

A

information campaign

82
Q

En

wordt gevoerd met

A

is conducted with