De Opmat Thema 4 Flashcards
en
anders (thema 3, 4 en 8)
else; otherwise
en
minute
minuut (de; minuten, thema 4)
en
als (thema 4)
if, when
en
inside pocket
binnenzak (de; -ken, thema 4)
en
boot (de; boten, thema 4)
boat
en
jaloers (thema 4)
jealous, envious
en
reiziger (de; -s, thema 4)
traveller
en
radio
radio (de; -‘s, thema 4)
en
nerveus (thema 4)
nervous
en
lukken (thema 4)
(lukte, lukten; is gelukt)
to succeed, to be successful
en
ontbijt (het; -, thema 4)
breakfast
en
dame (de; -s, thema 4)
lady
en
almost, nearly
bijna (thema 4)
en
stilstaan (thema 4)
(stond stil, stonden stil; heeft stilgestaan)
to stand still, to stop
en
other, different
ander (thema 4)
en
gesprek (het; -ken, thema 4)
talk, conversation
en
tip, advice
tip (de; -s, thema 4)
en
boring
saai (thema 4)
en
special, remarkable
bijzonder (thema 4)
en
zuiden (het; -, thema 4)
south
en
mailen (thema 4)
(mailde, mailden; heeft gemaild)
to (send a ) mail
en
lied (het; liederen, thema 4)
song
en
overstappen (thema 4)
(stapte over, stapten over; is overgestapt)
to change (trains)
en
owner
eigenaar (de)
en
to let
laten (thema 4)
(liet, lieten; heeft gelaten)
en
eigen (thema 4)
own
en
part
deel (het; delen, thema 4)
en
boat
boot (de; boten, thema 4)
en
uur (het; uren, thema 4)
hour
en
plan
plan (het; plannen, thema 4)
en
rush hour
spits (de; -, thema 4)
en
moped
brommer (de; -s, thema 4)
en
to stand still, to stop
stilstaan (thema 4)
(stond stil, stonden stil; heeft stilgestaan)
en
public
openbaar (thema 4)
en
on foot, walking
te voet (thema 4)
en
moving staircase
roltrap (de; -pen, thema 4)
en
on (time); at (place)
op (thema 4 en 5)
en
result
resultaat (het; resultaten, thema 4)
en
vervelend (thema 4)
annoying; boring
en
duren (thema 4)
to last
en
stappen (thema 4)
(stapte, stapten; heeft gestapt)
to step; to go out
en
hoofdstad (de; hoofdsteden, thema 4)
capital (city)
en
zelf (thema 4)
oneself /- selves
en
quiet
rustig (thema 4)
en
omdat (thema 4)
because
en
plaatsbewijs (het; plaatsbewijzen, thema 4)
(train) ticket
en
oneself /- selves
zelf (thema 4)
en
fantastisch (thema 4)
fantastic
en
total(ly)
totaal (thema 4)
en
vertraging (de; -en, thema 4)
delay
en
to pass
passeren (thema 4)
(passeerde, passeerden; heeft gepasseerd)
en
loose
los (thema 4)
en
hour
uur (het; uren, thema 4)
en
suggestie (de; -s, thema 4)
suggestion
en
rivier (de; -en, thema 4)
river
en
destination
bestemming (de; -en, thema 4)
en
straight on
rechtdoor (thema 4)
en
onderweg (thema 4)
on your way, on the road
en
rechtdoor (thema 4)
straight on
en
dun (thema 4)
thin, slender
en
negatief (thema 4)
negative
en
dubbeldekker (de; -s, thema 4)
double decker
en
veranderen (thema 4)
(veranderde, veranderden; heeft veranderd)
to change
en
dichtbij (thema 4)
close to, nearby
en
zaak (de; zaken, thema 4)
shop; busisness
en
to taste, to try (food, drink)
proeven (thema 4)
(proefde, proefden; heeft geproefd)
en
thin, slender
dun (thema 4)
en
to dream
dromen (thema 4)
(droomde, droomden; heeft gedroomd)
en
historic(al)
historisch (thema 4)
en
to be disappointed
balen (thema 4)
(baalde, baalden; heeft gebaald
en
lopend (thema 4)
walking
en
geduld (het, thema 4)
patience
en
car
auto (de; -‘s, thema 4)
en
oplossing (de; -en, thema 4)
solution
en
links (thema 4)
left
en
brommer (de; -s, thema 4)
moped
en
bezoeken (thema 4)
(bezocht, bezochten; heeft bezocht)
to visit
en
kroeg (de; -en, thema 4)
pub
en
waaien (thema 4)
(waaide/woei, waaiden/woeien; heeft gewaaid)
to blow (wind)
en
vroeg (thema 4)
early
en
return ticket
retour (het; -, thema 4)
en
afspreken (thema 4)
(sprak af, spraken af; heeft afgesproken)
to make an appointment
en
ophalen (thema 4)
(haalde op, haalden op; heeft opgehaald)
to pick up
en
genoeg (thema 4)
enough, sufficient
en
heavy
zwaar (thema 4)
en
huren (thema 4)
to rent, to hire
en
spits (de; -, thema 4)
rush hour
en
hurry, rush
haast (de; -, thema 4)
en
breakfast
ontbijt (het; -, thema 4)
en
to pick up
ophalen (thema 4)
(haalde op, haalden op; heeft opgehaald)
en
gentleman
heer (de; heren, thema 4)
en
auto (de; -‘s, thema 4)
car
en
camp site
camping (de; -s, thema 4)
en
haast (de; -, thema 4)
hurry, rush
en
vol (thema 4)
full, filled
en
to fall
vallen (thema 4)
en
because
omdat (thema 4)
en
ontbijt (het; -, thema 4)
breakfast
en
reclame (de; -s, thema 4)
advertising, publicity
en
downstairs, below
beneden (thema 4)
en
motorway
snelweg (de; snelwegen, thema 4)
en
to make an appointment
afspreken (thema 4)
(sprak af, spraken af; heeft afgesproken)
en
goal, aim
doel (het; -en, thema 4)
en
spoor (het; sporen, thema 4)
railway, rails
en
walking
lopend (thema 4)
en
bezoek (het; -, thema 4)
visit
en
right
rechts (thema 4)
en
file (de: -s, thema 4)
traffic jam, queue of cars
en
to change (trains)
overstappen (thema 4)
(stapte over, stapten over; is overgestapt)
en
train compartment
coupé (de; -s, thema 4)
en
op (thema 4 en 5)
on (time); at (place)
en
langzaam (thema 4)
slow(ly)
en
slow(ly)
langzaam (thema 4)
en
own
eigen (thema 4)
en
openbaar (thema 4)
public
en
in orde (thema 4)
all right
en
telefoon (de; -s, thema 4)
telephone
en
fluitje (het; -s, thema 4)
whistle
en
solution
oplossing (de; -en, thema 4)
en
landen (thema 4)
(landde, landden; is geland)
to land
en
wachten (thema 4)
(wachtte, wachtten; heeft gewacht)
to wait