Prepositions Flashcards
1
Q
Bij gebrek aan
A
A defaut de
2
Q
In plaats van
A
A La place de
3
Q
In verband met
A
En rapport avec
4
Q
Met betrekking tot
A
Par rapport a, concernant
5
Q
Ten gevolge van
A
Par suite de
6
Q
Ten opzichte van
A
A l egard de
7
Q
Ten ere van
A
En l honneur de
8
Q
Ten gunste van
A
En faveur de
9
Q
Uit naam van
A
Au nom de
10
Q
Van … Af
A
A partir de
11
Q
Tot … Toe
A
Jusqu’a
12
Q
Jusqu a present
A
Tot nu toe
13
Q
Jusqu ici
A
Tot hier toe
14
Q
Ik ben dol op…
A
Je suis fou de …
15
Q
Door de eeuwen heen
A
A travers les Ages