Les 05 - November 24th 2014 Flashcards
1
Q
imprimer
A
printen, afdrukken
2
Q
le comportement
A
het gedrag
3
Q
partout
A
overall
4
Q
quelque part
A
ergens
5
Q
nulle part
A
nergens
6
Q
discuter
A
discussieren
7
Q
mettre des limites
A
de grens tonen
8
Q
sinon
A
anders
9
Q
lucide
A
helder
10
Q
exprimer
A
uiten
11
Q
un jeu de pouvoir
A
een machtspel
12
Q
la force physique
A
de kracht
13
Q
critiquer
A
bekritiseren
14
Q
la manière de travailler
A
de werkwijze
15
Q
travailler sur la stratégie
A
ann de strategie werken
16
Q
pas un vrai choeur
A
geen echt koor
17
Q
une chanson
A
een lied, eend liedje
18
Q
donner une représentation
A
een theaterstuk opvoeren
19
Q
une distraction vav du travail
A
een afleiding van het werk
20
Q
une file d’attente
A
een rij
21
Q
tu devrais faire…
A
jij zou moeten doen….
22
Q
j’aimerais faire …
A
ik zou graag doen…
23
Q
pourrais je faire …?
A
Zou ik … kunnen doen, Zou ik … mogen doen ?
24
Q
Si j’étais mon chef, je ferais …
A
Als ik mijn baas was, zou ik … doen
25
volontaire, bénévole
vrijwilliger
26
le bénégice
de winst, het gewin
27
le brucolage
het knutselwerk
28
les maths
de wiskunde
29
un poème
een gedicht
30
tirer au sort
grabbelen
31
une déception
een teleurstelling
32
décevoir
teleur stellen
33
un esclave
een slaaf
34
insupportable
onuitstaanbaar
35
dans l'espoir que
met de hoop dat ...
36
inexpérience
onervaring
37
compétence
bevoegheid
38
remarquer, détecter
opmerken
39
un constat
een constatering
40
la répartition des tâches
de taakverdeling
41
un manque de ...
een gebrek aan ...
42
combattre (un fléau...)
bestrijden
43
tardif
laattijdig
44
attendre quelquechose de quelqu'un
verwachten iets van iemand
45
rarement
zelden
46
les besoins des clients
de klantenbehoeften
47
libérer du temps
tijd vrij maken
48
prendre en considération
in acht nemen
49
Le déménagement
De verhuizing
