Les 01 - October 20th 2014 Flashcards
1
Q
derrière (geog)
A
achter
2
Q
après (temps)
A
na
3
Q
impliqué
A
betrokken
4
Q
occupé à
A
bezig
5
Q
urbanisme
A
stedelijke planning
6
Q
influencer
A
beinvloeden
7
Q
petit à petit
A
stap voor stap
8
Q
temporaire
A
tijdelijk
9
Q
je travaille sur un projet
A
ik werk met een project
10
Q
démissionner
A
een job opzeggen
11
Q
licencier
A
ontslaan
12
Q
recruter (chercher des gens)
A
aanwerven
13
Q
embaucher (une personne précise)
A
aannemen
14
Q
le contraire
A
tegenstelling
15
Q
je suis d’accord avec …
A
ik ben het eens met …
16
Q
difficile à expliquer
A
moeilijk uit te leggen
17
Q
déclarer
A
verklaren
18
Q
ce dont j’ai envie
A
waar ik zin heb
19
Q
passer un examen
A
een exam afleggen
20
Q
réussir un examen
A
een exam slagen
21
Q
récemment
A
recentelijk
22
Q
préparer
A
voorbereiden
23
Q
Place de l’Hotel de Ville
A
Het Grote Markt
24
Q
L’Hotel de Ville
A
Het stadhuis
25
La Petite Ceinture
De kleine ring
26
l'éclairage
de verlichting
27
le chauffage
de verwarming
28
les publicités
de reclames
29
par la force
met geweld
30
quelque part
ergens
31
l'entrepreneuriat
de ondernemerschap
32
les navetteurs
de forensen
33
la pollution
de vervuiling
34
la population
de bevolking
35
la paupérisation
de paupering
36
l'équilibre
de evenwicht
37
décrire
beschrijven
38
réfléchir à un plan
een plan bedenken
39
le lieu de travail
de werkplek
40
délabré
afgeleefd
41
égayer
vrolijken
42
litigieux, contesté
bestreden
43
contribuer à
bijdragen tot
44
provoquer
veroorzaken
45
résulter de
volgen uit = een vervolg is...
46
considérer comme
beschouwen als = houden voor ...
47
considéré
geacht = gewaardeerd
48
par hasard
toevallig
49
d'abord
eerst
50
ensuite
daarna = dan = vervolgens
51
et puis
bovendien = maar ook = trouwens
52
enfin,...
eindelijk = ten slotte
53
la sortie de secours
de nooduitgang
54
se barricader
zich achter een barricade opstellen
55
s'adapter
zich aanpassen
56
délimiter
begrenzen