Prenatal Development Flashcards

You may prefer our related Brainscape-certified flashcards:
1
Q

Development is

A

Qualitative
Sequential
Cumulative
Directional

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Sequential

A

Bepaalde ontwikkelingen zijn nodig voor anderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Qualitative

A

Change in type of blood cells

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Directional

A

Tijdens de ontwikkeling kunnen dingen opgebouwd of afgebouwd worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Cumulative

A

Voortzetten van verschillende ontwikkelingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Ontwikkelingsachterstanden bij Roemeense weeskinderen

A

Waren gerelateerd aan significant lage activatie van de amygdala.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Meta-analyse

A

Methode om resultaten van onafhankelijke studies te combineren om tot conclusies te komen die gebaseerd zijn op al de onderzoeken samen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Verklaring van kinderen in de rechtszaal

A

Jonge kinderen zijn gevoelig voor bepaalde ondervragingstechnieken (suggestieve vragen).
In de rechtszaal moeten de vragen neutraal zijn en mogen niet herhaald worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Timing van mishandeling bij kinderen

A

Kinderen die zich na de geboorte korter dan 6 maanden in een instabiele omgeving bevinden, ondervinden geen negative effecten op latere leeftijd.

Duurt het langer dan 6 maanden, dan ontstaan er wel problemen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Gevolgen 6 maanden in een instabiele omgeving leven:

A
  • atypische sociale ontwikkeling
  • abnormale hersenactiviteit
  • verminderde activiteit in de amygdala
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Plato

A
  • zelfcontrole door kinderen
  • discipline door ouders
  • kennis is aangeboren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Aristoteles

A
  • rekening houden met individuele karakter van kinderen.
  • kwaliteit van opvoeding is belangrijk
  • Kennis is niet aangeboren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Lock

A
  • ouders moeten opvoeden dmv discipline

- kennis wordt verkregen door ervaring

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Rousseau

A
  • kinderen hebben maximale vrijheid nodig

- vanaf 12 jaar formele educatie krijgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Darwin

A
  • baby biography

- motorische, sensorische, en emotionele ontwikkelingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Nature

A

Genen die we ontvangen van ouders

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Nurture

A

Omgeving waarin zowel fysieke als sociale aspecten de ontwikkeling beïnvloeden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Genoom

A

Totale set met erfelijke info

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Genoom beïnvloed

A

Gedrag en ervaringen. Maar ook andersom.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Epigenetic

A

De studie van stabiele veranderingen in genexpressie die gemediteerd worden door de omgeving.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Methylation

A

Biochemisch proces dat gedrag beïnvloedt door genactivitieit en- expressie te onderdrukken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

The active child

A

Wanneer het kind ouder wordt, kiest hij of zij zelf zijn bezigheden, vrienden , omgeving en dergelijke in het dagelijks leven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Continue ontwikkeling

A

Veranderingen met leeftijd gradueel en in klein de stappen ontstaan. Kwantiteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Discontinue ontwikkeling

A

Veranderingen met leeftijd plotseling en met grote stappen ontstaan. Kwaliteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Stadium theorieën

A

De ontwikkeling bestaat uit grote stappen die discontinu en leeftijd gerelateerd zijn. Zoals de cognitieve ontwikkelingstheorie van Piaget.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Strained attention

A

Vrijwillige controle over de emoties en gedachten.

- hersenactiviteit, genen en leerervaring spelen een rol.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Belangrijk voor de strained attention zijn:

A
  • connecties tussen het limbisch systeem (emotionele reacties)
  • Anterieure cingulate en de prefrontal cortex
28
Q

Leerervaringen

A

Kunnen de connecties van het hersen systeem dat betrokken is bij Inge spande aandacht veranderen.

29
Q

Hippocampus

A

Belangrijk voor leren en herinneren. Bij jonge kinderen is de cortex verantwoordelijk voor herinneringen.

30
Q

Beschadigde hippocampus

A

Moeite met leren.

31
Q

Sociaal-culturele context

A

Fysieke, sociale, culturele, economische en historische aspecten die de omgeving van een kind kan bepalen.

32
Q

Kinderen verschillen van elkaar door:

A

Genetische verschillen, verschil in omgang met ouders en anderen, verschil in reactie op ervaringen en verschil in de keuze vane ogen omgeving.

33
Q

Soorten onderzoek om de ontwikkeling van kind over tijd te meten.

A
  • cross-sectioneel onderzoek
  • longitudinaal onderzoek
  • microgenetisch onderzoek
34
Q

Ethische kwesties in onderzoek

A
  • geen schade aanrichten
  • informed consent
  • anonimiteit
  • belangrijke info bespreken
35
Q

Mitosis

A

Normale cel verdeling

36
Q

Meisos

A

Verdeling van seks cellen en de basis voor genetic individual differentiation.

37
Q

Ontwikkelingsprocessen prenatal

A
  1. Mitosis
  2. Cell migration
  3. Cell differentiation
  4. Apoptosis
38
Q

Teratogens

A

Harmful influences that can potentially harm the development organs of the child. Such as stress and medicine.

39
Q

Gameten

A

Reproductieve cellen, die slechts de helft van het genetische matriaal bevatten.
Worden geproduceerd door meiose

40
Q

Conceptie

A

Samenkomen van een eicel en spermacel

41
Q

Redenen waarom de sperma cel niet redden tot de eicel

A
  • genetisch defect
  • raken met elkaar verstrengeld tijdens de reis
  • gaan in de eileider zitten waar geen eicel is
42
Q

Zygote

A

Bevruchte eicel

43
Q

Identieke tweelingen

A

Kunnen ontstaan op de vierde dag na conceptie.

De binnenste cel massa splits door de helft.

44
Q

Twee-enige tweelingen

A

Ontstaan wanneer twee eicellen vrijgelaten worden in de eileiders en beide bevrucht worden.

45
Q

Embryolast

A

Vouwt zichzelf in de tweede week in drie lagen.
1 laag: zenuwstelsel, nagels, tanden, binnenoor, ogen en de bovenste huid laag
2 laag: spieren, botten, circulair systeem, onderhuid en interne organen
3 laag: spijsvertering systeem, longen, urineweg en klieren.

46
Q

Neurale tube

A

Ruggenmerg en de hersenen

47
Q

Redenen laag geboortegewicht

A

Prematuur

Small for gestational age

48
Q

Cephalocaudale ontwikkeling

A

Lichaamsdelen die zich dichtbij het hoofd bevinden zich eerder ontwikkelen dan verder af het hoofd.

49
Q

Habituatie

A

Leren waarbij vermindering in respons ontstaat door herhaalde of blijvende stimulatie

50
Q

Dishabituatie

A

Ontstaat wanner er een perceptuele verandering in de stimulus ontstaat, waardoor er weer interesse komt.

51
Q

Fylogenetische continuïteit

A

Mensen delen veel eigenschappen met andere dieren, voornamelijk zoogdieren.

52
Q

Sensitive period

A

Periode waarin de ontwikkeling van de baby het meest gevoelig is voor de effecten van externe factoren. Dit verschilt per lichaamssysteem

53
Q

Dosis reactie relatie

A

Relatie waarbij de effecten van blootstelling aan giftige stoffen stijgen met de mate van blootstelling.

54
Q

Koliek

A

Huil baby

55
Q

Zuigeling dood

A

Dood van een geboren baby in het eerste levensjaar

56
Q

Embryo

A

3-8 weken in de buik

57
Q

Fetus

A

Vanaf de 9de week tot aan de geboorte

58
Q

Embryonic stem cells

A

Cells which van develop into any type of cell

59
Q

Fraternal twins

A

Twee eige tweelingen

60
Q

Amniotic sac

A

Water waar de embryo in zwemt, wat de baby beschermt.

61
Q

Placenta

A

Support organ, houdt moeder en baby gescheiden en exchanged materials carried in the bloodstreams of the fetus and its mother.

62
Q

Placental membrane

A

Defensive barrier against dangerous toxins and infections.

63
Q

Habituation for fetuses

A

With 30 weeks -> habituation to visual and auditory stimuli.

64
Q

Most sensitive/critical period of prenantal development

A

Embryonic period

65
Q

FASD fetal alchohol spectrum disorder

A
  • facial deformities
  • mental retardation
  • attention problems
  • hyperactivity
66
Q

REM sleep

A

Rapid eye movement sleep (50% of a newborns total sleep)

Declines rapidly to 20% by 3 or 4 years and remains low.

67
Q

Long term outcomes LBW

A
  • developmental problems
  • persistent difficulties
  • psychiatric issues
  • anxiety, social difficulties
    MAAR dit is vaak ook gerelateerd aan SES