Oefentoets aufgabe 5 Flashcards
1
Q
erwarten
A
verwachten
2
Q
vorschlagen
A
voorstellen
3
Q
sollten
A
zou ( bv zou iets defect zijn kun je het terug brengen )
4
Q
Zeitpunkt
A
tijdstip
5
Q
wenden
A
draaien keren
6
Q
Agentur
A
agentschap, bureau (organisatie )
7
Q
bedauern
A
betreuren , spijt
8
Q
mitteilen
A
melden
9
Q
zusagt
A
bevestigd
10
Q
gesamten
A
geheel , alle
11
Q
ausgebucht
A
volgeboekt
12
Q
bestätigen
A
bevestigen
13
Q
endlich
A
eindelijk
14
Q
weiterhelfen
A
verder helpen
15
Q
verfügung
A
besluit , beschikbaarheid