duits woorden youtube Flashcards
1
Q
Razzia
A
invallen
2
Q
werkstatt
A
garage
3
Q
inzwischen
A
ondertussen
4
Q
verwenden
A
gebruiken
5
Q
Zweck
A
doel
6
Q
gegründet
A
opgericht
7
Q
deswegen
A
daarom
8
Q
wiederholen
A
herhalen
9
Q
möchte
A
willen
10
Q
zeit
A
tijd
11
Q
gelungener
A
geslaagd
12
Q
Selbstverständlich
A
natuurlijk
13
Q
Ziele
A
doel
14
Q
Anfang
A
begin
15
Q
statt
A
in plaats van