duits oefen toets aufgabe 3 Flashcards
1
Q
detaillierte
A
gedetailleerde
2
Q
jahresende
A
einde van het jaar
3
Q
angaben
A
gegevens
4
Q
wachsende
A
toegenomen
5
Q
zahl
A
getal
6
Q
stammkunden
A
vaste klant
7
Q
Verstärkt
A
versterkt
8
Q
vereinbart
A
overeengekomen
9
Q
Früheren
A
vroegere
10
Q
Gebührenfrei
A
gratis , kostenloos
11
Q
Blick
A
kijk
12
Q
werfen
A
gooien
13
Q
belegt
A
bewijzen , bespreken
14
Q
Erschöpft
A
kapot , uitgeput
15
Q
voraussichtlich
A
waarschijnlijk