Oefententamen Flashcards

1
Q

Je hebt een cracker die je gaat testen op mondgevoel
Op welk attribuut ga je testen?

A

Knapperigheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Je hebt een cracker die je gaat testen op mondgevoel
Welke onderzoeksvraag stel je aan je panelleden?

A

Hoe knapperig ervaart u het koekje?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Je hebt een cracker die je gaat testen op mondgevoel
Je wilt testen op interval schaal, welke schaal kies je?

A

Lijnschaal, vanwege dat je een begin hebt niet niet knapperig en een einde met heel erg knapperig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is een interval schaal?

A

De intervalschaal is een kwantitatieve meetschaal waar er orde is, het verschil tussen de twee variabelen zinvol en gelijk is. Er is onderscheid aanwezig.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is het verschil tussen extrinsieke en intrinsieke zoetstoffen?

A
  • De hoeveelheid die je toevoegt van de zoetstof
  • De zoetkracht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Noem 3 eigenschappen van elk (extrinsieke en intrinsieke zoetstoffen)

A

Extensieve zoetstof
- Laxerend effect
- Koelende werkeing
- Bulk zoetstof

Intensief zoetstof
- Hoge zoetkracht
- Meestal toegepast in combinatie van 2 intensieve zoetstoffen
- Synthetisch of natuurlijke bron

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat gebeurt er met calorische waarden van je drank als je intensieve zoetstof kiest?

A

De calorische waarde wordt lager, vanwege de zoetkracht die hoger is. Hiermee is de ervaring zoeter en heb je minder nodig om te gebruiken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Leg uit waarom ervoor 2 zoetstoffen wordt gekozen?

A

Dat werkt synergistisch. Het betekent dat twee zoetstoffen die versterken elkaars zoetkracht door het samen toe te voegen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welk zuur (melkzuur, wijnsteeenzuur of citroenzuur) zou jij kiezen?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat gebeurd er met het mondgevoel wanneer je suiker vervangt?

A

Dat veranderd omdat een zoetstof heel anders is dan een suiker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke testen kan je uitvoeren op een vast product?

A

Het breukgedrag en de elasticiteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe heet het apparaat waarmee je de breuk meet?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe kan je de brix berekenen van een vast product, zoals kaas?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

C18:2 Sojaolie
Is dit een verzadigd of onverzadigd vet?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

C18:2 Sojaolie
Waarom is het onverzadigd waar zie je dat aan?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

C18:2 Sojaolie
Is het trans of cis?

A
17
Q

Hoe wordt een hard vet gemaakt?

A
18
Q

Hoe heet het? Het maken van een hard vet?

A
19
Q

Wat zijn de risico’s van het maken van een hard vet?

A
20
Q

Welke 2 type schuimen zijn er?

A

Eiwit gestabiliseerd schuim en vet gestabiliseerd schuim

21
Q

Leg uit hoe bijv slagroom er uitziet onder de microscoop en wat de continu fases zijn?

A
22
Q

Wat gebeurd er als slagroom te warm is?

A
23
Q

Wat kan je tegen de instabiliteit van slagroom doen als het te warm is (behalve het koud houden natuurlijk)?

A
24
Q

Welke functionele eigenschappen heeft invertsuiker in chocolade ganache, noem 4 basis eigenschappen en geef voorbeeld voor elk?

A
25
Q

Wat doet invertsuiker met het mondgevoel?

A
26
Q
A