Oefen Examen Wordjes A&B Flashcards
1
Q
In staat, bekwaam
A
Able
2
Q
Misbruik maken van
A
To abuse
3
Q
Misbruik, mishandeling
A
Abuse
4
Q
Toegang
A
Acces
5
Q
Toegankelijk
A
Accessable
6
Q
Onderbrengen, huisvesten
A
To accommodate
7
Q
Vergezellen, begeleiden
A
To accompany
8
Q
Volbrengen, presteren
A
To accomplish
9
Q
Volgens
A
According to
10
Q
Verslag doen van
A
To account
11
Q
Verklaren
A
To account for
12
Q
Beschuldigen
A
To accuse
13
Q
Pijn doen
A
To ache
14
Q
Presteren, bereiken
A
To achieve
15
Q
Erkennen
A
To acknowledge
16
Q
Verwerven
A
To acquire
17
Q
Daad, wet
A
Act
18
Q
Handelen, doen, acteren
A
To act
19
Q
Eigenlijk
A
Actually
20
Q
Advertentie
A
Ad
21
Q
Aanpassen, bewerken
A
To adept
22
Q
Toevoegen
A
To add
23
Q
Verslaafde
A
Addict
24
Q
Verslaafd zijn aan
A
To be addicted to
25
Bijkomend, extra
Additional
26
Voldoende, toereikend, geschikt
Adequate
27
Aanpassen
To adjust
28
Bewonderen
To admire
29
Toegeven, toelaten
To admitt
30
Puberteit
Adolescence
31
Tiener
Adolescent
32
Volwassen(e)
Adult
33
Gevorderd
Advanced
34
Voordeel
Advantage
35
Tegenstander
Adversary
36
Van invloed zijn op, treffen, raken
To affect
37
Genegenheid, liefde
Affection
38
Zich permitteren
To afford
39
Per slot van rekening
After all
40
Leeftijd
Age
41
Meerderjarig, minderjarig
Of age, under age
42
Instemmen met, het eens zijn met
To agree with
43
Vooruit
Ahead
44
Richten op, van plan zijn
To aim
45
Bondgenoot
Ally
46
Verbazen, verbazing wekken
To amaze
47
Hoeveelheid, bedrag
Amount
48
Bedragen, neerkomen op
To amount to
49
Voorouder
Ancester
50
Heel oud
Ancient
51
Boos maken
To anger
52
Aankondigen
To announce
53
Irriteren
To annoy
54
Jaarlijks
Annual
55
Bezorgd, angstig
Anxious
56
Zijn excuses aanbieden
To apolgise
57
Ogenschijnlijk, schijnbaar, blijkbaar
Apparent
58
Aantrekkingskracht hebben op, een roep doen op
To appeal to
59
Verschijnen, lijken
To appear
60
Sollicitant
Applicant
61
Toepassen, van toepassing zijn
To apply
62
Solliciteren naar, aanvragen
To apply for
63
Benoemen
To appoint
64
Afspraak, benoeming
Appointment
65
Benaderen, Aanpakken
To approach
66
Goedkeuren
To approve
67
Willekeurig
Arbitrary
68
Gebied, terrein
Area
69
Redeneren, beweren, ruzie hebben
To argue
70
Wat betreft
As for
71
Verklaren, beweren
To assert
72
Belalen, beoordelen
To assess
73
Aannemen, ervan uitgaan, op zich nemen
To assume
74
Hechten aan
To attach to
75
Aanvallen
To attack
76
Proberen, pogen
To attempt
77
Aanwezig zijn bij
To attent
78
Houding, mentaliteit
Attitude
79
Aantrekken
To attract
80
Publiek, toehoorders
Audience
81
Beschikbaar
Available
82
Gemiddeld, doorsnee
Average
83
Vermijden
To avoid
84
Prijs, beloning
Award
85
Toekennen
To award
86
Bewust
Aware
87
Afschuwelijk
Awful
88
Onhandig, lastig
Awkward
89
Ondersteunen
To back
90
Evenwicht
Balance
91
Kaal
Bald
92
Verbieden
To ban
93
Bar, tralie, slagboom, staaf
Bar
94
Kaal, bloot
Bare
95
Nauwelijks
Barely
96
Ondehandelen
To bargain
97
Koopje
Bargain
98
Zich gedragen
To behave
99
Behoren bij
To belong to
100
Profiteren, zijn voordeel doen bij
To benifit from
101
Bovendien
Besides
102
Verraden
To betray
103
Verder dan
Beyond
104
Rekening
Bill
105
De schuld geven
To blame
106
Vermengen
To blend
107
Mengsel, mengeling
Blend
108
Grens
Border
109
Zich vervelen
To be bored
110
Lastig vallen, de moeite nemen
To bother
111
Zich druk maken om
To bother about
112
Remmen
To break
113
Merk
Brand
114
Gloednieuw
Brand-new
115
Ademen
To breath
116
Kort
Brief
117
Helder, slim
Bright
118
Blut, falliet
Broke
119
Bruut, wreed
Brutal
120
Inbreker
Burglar
121
Begraven
To bury
