Nutrition 1.1 Flashcards

1
Q

Wat is het verschil tussen anatomie en fysiologie?

A
Anatomie = de opbouw van het lichaam/ontleedkunde 
Fysiologie = hoe werkt het lichaam/ het meten van de functies
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is een weefsel?

A

Een groep van cellen met dezelfde bouw en functie die samen organen vormen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoeveel soorten weefsels zijn er?

A

4:

  • epitheelweefsel/dekweefsel
  • steunweefsel
  • spierweefsel
  • zenuwweefsel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke dingen heeft een cel nodig?

A
  • Brandstof (koolhydraten, vetten, eiwitten)
  • Bouwstof (vetten, eiwitten, water, vitaminen en mineralen)
  • Zuurstof
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is het verschil tussen het uitwendig en inwendig milieu?

A

Uitwendig milieu = de buitenwereld en de holtes die met de buitenwereld in contact staan

Inwendig milieu = weefselvocht, bloed en lymfen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is homeostase?

A

Het inwendig milieu in complete balans (op gebied van temperatuur, pH-waarde, glucoseconcentratie…)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is RCT?

A

Randomized Controlled Trial: 2 groepen mensen wordt verschillende voeding gegeven en dan wordt er een meetanalyse gedaan. Heeft een hele hoge bewijslast maar ook hogere risicofactoren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is een cohortonderzoek?

A

Groepen mensen worden gevolgd zonder iets aan hun voeding te veranderen. Hier kunnen wel verbanden mee gezien worden, maar geen causaal verband. Minder hoge bewijslast dus maar ook makkelijker en minder hoge risico’s.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe moet de verdeling plantaardig vs dierlijk eiwit zijn? En hoe is die nu?

A

Is nu = 40% plantaardig - 60% dierlijk
Volgens de schijf = 50% plantaardig - 50% dierlijk
In 2030 streven = 60% plantaardig - 40% dierlijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe komt de Schijf van Vijf tot stand?

A

Er wordt eerst gekeken naar 1) de richtlijnen van de gezondheidsraad en 2) gewogen samenstelling voedingsmiddelen (via peilingen) en daaruit worden meerdere optimalisatiepogingen gedaan die dan weer worden vergeleken met de voedselconsumptiepeiling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn de vijf vakken van de Schijf van Vijf?

A
  1. Groente en fruit
  2. Smeer- en bereidingsvetten
  3. Zuivel, noten, vis, peulvruchten, vlees en ei
  4. Brood, graanproducten en aardappelen
  5. Dranken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Van welke dingen mogen producten in de Schijf van Vijf niet te veel of te weinig bevatten?

A
  1. niet te veel zout
  2. niet te veel suiker
  3. niet te veel verzadigd vet
  4. niet te veel transvet
  5. niet te WEINIG vezels
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoevaak mag je een dagkeuze of weekkeuze buiten de Schijf maken?

A
  • 3-5 keer/dag een dagkeuze (iets kleins)

- 3 keer/week een weekkeuze (groter)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zegt de Gezondheidsraad en de Schijf over alcohol?

A

Drink geen alcohol, of in ieder geval niet meer dan 1 glas per dag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn naast de productgroepen, belangrijke aspecten in de Schijf van Vijf?

A
  1. Variatie
  2. Energiebalans
  3. Verleidingen in de omgeving
  4. Duurzaamheid
  5. Voedselveiligheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zeggen de Gezondheidsraad en de Schijf (voor mannen en vrouwen tussen 19-50 jaar) over hoeveel groente gegeten moet worden?

A

Gezondheidsraad: 200 gram/dag
Voedingscentrum: 250 gram/dag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat zeggen de Gezondheidsraad en de Schijf (voor mannen en vrouwen tussen 19-50 jaar) over hoeveel fruit gegeten moet worden?

A

Gezondheidsraad: 200 gram/dag
Voedingscentrum: 200 gram/dag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat zeggen de Gezondheidsraad en de Schijf (voor mannen en vrouwen tussen 19-50 jaar) over hoeveel vis gegeten moet worden?

A

Gezondheidsraad: Eet 1x per week (bij voorkeur vette) vis
Voedingscentrum: 1x/week (100 gram/week)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat zeggen de Gezondheidsraad en de Schijf (voor mannen en vrouwen tussen 19-50 jaar) over hoeveel noten gegeten moet worden?

A

Gezondheidsraad: eet ten minste 15 gram ongezouten noten per dag
Voedingscentrum: 25 gram/dag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat zegt de Schijf (voor mannen en vrouwen tussen 19-50 jaar) over hoeveel kaas, ei en zuivel gegeten moet worden?

A

Kaas: 40 gram/dag
Ei: 2-3 eieren (= 100-150 gram)/week
Zuivel: 2-3 porties (= 300-450 gram)/dag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat zeggen de Gezondheidsraad en de Schijf (voor mannen en vrouwen tussen 19-50 jaar) over hoeveel peulvruchten en vlees gegeten moet worden?

A

Gezondheidsraad: eet wekelijks peulvruchten ; beperk de consumptie van rood vlees en met name bewerkt vlees
Schijf: 2-3 opscheplepels (=135 gram) peulvruchten/week ; max 500 gram vlees/week (100 gram per keer)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat zegt de Gezondheidsraad over hoeveel brood en graanproducten gegeten moet worden?

A

Eet per dag 90 gram bruin brood, volkoren brood of andere volkoren graanproducten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat zegt de Schijf (voor mannen en vrouwen tussen 19-50 jaar) over hoeveel brood gegeten moet worden?

A

Mannen: 6-8 snee (=210-280 gram) / dag
Vrouwen: 4-5 snee (=140-175 gram) / dag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat zegt de Schijf (voor mannen en vrouwen tussen 19-50 jaar) over hoeveel graanproducten/aardappelen gegeten moet worden?

A

4-5 porties (=240-300 gram) / dag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat zeggen de Gezondheidsraad en de Schijf (voor mannen en vrouwen tussen 19-50 jaar) over hoeveel zout gegeten moet worden?

A

Niet meer dan 6 gram zout per dag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Waarom is groente gezond?

A
  • Verlagen met name de kans op hart- en vaatziekten
  • Verlagen ook de kans op darmkanker, diabetes type 2 en longkanker
  • Zitten vol mineralen, vitaminen en vezels
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Waarom zijn smeer- en bereidingsvetten gezond?

A
  • Door verzadigde vetten te vervangen door onverzadigde vetten verlaag je de kans op hart- en vaatziekten
  • Helpen bij het opnemen van vetoplosbare vitaminen zoals vitamine A, vitamine D en vitamine E
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Waarom is vis gezond?

A

Verlaagt het risico op hart- en vaatziekten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Waarom zijn peulvruchten en noten gezond?

A

Ze verlagen het LDL-cholesterol –> zorgt voor gezonde bloedvaten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Waarom is zuivel gezond?

A
  • Verkleint het risico op darmkanker

- Levert o.a. calcium en vitamine B12

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Waarom zijn aardappelen gezond?

A

Veel vitamine C

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Waarom zijn graan en graanproducten gezond?

A
  • Verlagen het risico op hart- en vaatziekten, diabetes 2 en darmkanker
  • Leveren: energie, veel vezel, B-vitamines en ijzer
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Waarom is zwarte en groene thee gezond?

A
  • Verlaagt de bloeddruk

- Verkleint het risico op een beroerte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Wat is het spijsverteringsstelsel?

A

Het volledige orgaanstelsel waardoor ons voedsel vervoerd en verteerd wordt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Wat is het verteringskanaal?

A

De organen die de “buis waar het voedsel door getransporteerd wordt” vormen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Wat is vertering?

A

Het afbreken van voedsel tot moleculen die ons lichaam kan gebruiken als brandstof en bouwstof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Wat is peristaltiek en wat is de functie ervan?

A

Het samentrekken van de spieren in het verteringskanaal.

  1. Het voedsel kneden waardoor het kleiner wordt en goed vermengd met de verteringssappen
  2. Het voedsel in de juiste richting duwen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Wat zijn de stappen van vertering?

A
  1. De inname van voedsel
  2. Transport door middel van peristaltiek
  3. Secretie
  4. Absorptie
  5. Excretie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Wat is secretie?

A

Het afscheiden van lichaamsvocht (in dit geval verteringssappen en verteringsenzymen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Wat is absorptie?

A

De opname van voedingsstoffen in het bloed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Wat is excretie?

A

Het afscheiden van afvalstoffen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Wat is de Pharynx?

A

De keelholte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

Waar begint de vertering van koolhydraten?

A

In de mond, door het enzym amylase in het speeksel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

Hoe heet het klepje dat de luchtpijp afsluit tijdens het slikken?

A

Epiglottis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

Hoe heet de sluitspier die de slokdarm afsluit van de mondholte?

A

UES; Upper Esophageal Sphincter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

Hoe heet de slokdarm ook wel? En hoe lang is de slokdarm?

A

Esophagus; 25 centimeter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

Hoe heet de sluitspier die de slokdarm afsluit van de maag?

A

LES; Lower Esophageal Sphincter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
48
Q

Wat is de andere naam van de maag? En wat is de functie van de maag?

A

Gaster;

  • Produceert maagsap
  • Vermengt en verdeelt voedselbrij
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
49
Q

Uit welke vier delen bestaat de maag?

A
  • Cardia
  • Fundus
  • Corpus
  • Antrum
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
50
Q

Waar zorgt de zure omgeving van de maag voor?

A
  • Doodt ziekteverwekkers

- Laat eiwitten zich uitvouwen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
51
Q

Wat zit er in maagsap?

A
  • Water
  • HCl
  • Slijm (mucus): beschermt maagwand tegen zuur
  • Pepsine (eiwit-verterend enzym)
  • Gastric lipase (vet-verterend enzym)
  • Gastrine (= hormoon)
  • Intrinsic factor
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
52
Q

Welke cellen in de maag produceren wat?

A

Klierbuizen –> maagsap
Porietale cellen –> HCl
Chief cellen –> pepsinogeen
Enteroendoctrine cellen –> gastrine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
53
Q

Hoe heet de kringspier tussen de maag en de dunne darm?

A

Pyloric sphincter / de pylorus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
54
Q

Wat is de functie van de dunne darm? En wat zijn de onderdelen?

A

Functie: laatste stappen van vertering van alle macro-nutrienten en de opname van nutrienten.

  • Duodenum (twaalfvingerige darm) –> vertering
  • Jejunum –> absorptie
  • Ileum –> absorptie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
55
Q

Wat is gal? Waar wordt het geproduceerd, opgeslagen en toegevoegd aan de voedselbrij?

A

Gal helpt bij het emulgeren van vetten, waardoor de enzymen daarna beter hun werk kunnen doen.
Geproduceerd: door de lever
Opgeslagen: in de galblaas
Afgegeven: aan het duodenum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
56
Q

Wat doet alvleeskliersap / pancreassap?

A
  1. Produceert enzymen die alle macro-nutrienten afbreken
  2. Produceert natriumbicarbonaat (NaHCO₃) om de voedselbrij uit de maag te neutraliseren
    (3. produceert insuline en glucagon)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
57
Q

Wat is bijzonder aan de darmwand van de dunne darm?

A

Het oppervlak wordt op allerlei manieren vergroot:

  • Plooitjes in de wand
  • Epitheelcellen in boogjes
  • Microvili op de epitheelcellen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
58
Q

Hoe heet de klep tussen de dunne en dikke darm?

A

Klep van Bauhin

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
59
Q

Wat is de functie van de dikke darm? En wat zijn de onderdelen van de dikke darm?

A

Functie: absorptie van water en mineralen; fermentatie van vezels; defecatie

  • Cecum
  • Colum
  • Rectum
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
60
Q

Wat zijn klieren?

A

Weefsels die secreet maken en oplsaan in kleine klierzakjes. Door een prikkel scheiden ze het secreet uit. 2 soorten klieren:

  1. Trosvormige klieren
  2. Buisvormige klieren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
61
Q

Wat is het verschil tussen exocriene klieren en endocriene klieren?

A

Exocriene klieren: klieren die secreet afgeven aan extern milieu
Endocriene klieren: klieren die secreet afgeven aan intern milieu

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
62
Q

Wat is een energiebalans?

A

De hoeveelheid energie die iemand binnenkrijgt vs de hoeveelheid energie die diegene gebruikt.
Bij een neutrale energiebalans is dat gelijk.
Bij een positieve energiebalans is de hoeveelheid energie die iemand binnenkrijgt hoger.
Bij een negatieve energiebalans is de hoeveelheid energie die iemand gebruikt hoger.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
63
Q

Waar hebben we energie voor nodig?

A
  1. Het lichaam onderhouden –> REE (BMR/RMR)
  2. Het thermogeen effect van voedsel
  3. Activiteiten (PAL-waarde en MET-waarden)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
64
Q

Wat is verteerbare energie en wat is metaboliseerbare energie?

A

Verteerbare energie = de bruto energie - faeces

Metaboliseerbare energie = de verteerbare energie (de bruto energie - faeces) - urine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
65
Q

Wat is het verschil tussen BMR en RMR en wat voor factoren zijn daarop van invloed?

A

BMR (Basal Metabolic Rate) wordt gemeten onder specifieke omstandigheden. RMR (Resting Metabolic Rate) niet en wordt berekend met formules gebaseerd op BMR metingen.

  • Lengte/vorm van de persoon
  • Lichaamssamenstelling van de persoon
  • Koorts
  • Stress
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
66
Q

Wat is een wenselijke Pal-waarde voor volwassenen? Wat is het? En hoe bereken je iemands PAL-waarde?

A

1,9; Het is een factor op basis van hoeveel je beweegt waarmee je het BMR/RMR vermenigvuldigd om uit te komen op hoeveel kcal je in totaal nodig hebt per dag. Je berekent het door middel van de MET-waarden van verschillende activiteiten.
NB. In die MET-waarden wordt het thermogeen effect van voedsel al meegerekend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
67
Q

Wat is het verschil tussen de gemiddelde behoefte en de aanbevolen hoeveelheid?

A

De gemiddelde behoefde = het gemiddelde van wat alle Nederlanders van een bepaald nutrient nodig hebben. Is dus maar voldoende voor 50%
De aanbevolen hoeveelheid = de gemiddelde behoefte + twee keer de standaardafwijking. Is voldoende voor 97%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
68
Q

Wat is een adequate inname?

A

Een schatting naar de aanbevolen hoeveelheid als de gemiddelde behoefte niet bekend is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
69
Q

Wat zijn macro- en micronutrienten?

A
Nutrienten = stoffen die essentieel zijn voor ons lichaam die je via de voeding binnen moet krijgen
Macro-nutrienten = nutrienten die je in grote hoeveelheid nodig hebt, die energie leveren. Het zijn lange ketens van dezelfde soort moleculen.
Micro-nutrienten = nutrienten die je in kleine hoeveelheden nodig hebt en die geen energie leveren. Het zijn simpele moleculen of zelfs atomen (dus geen ketens)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
70
Q

Wat zijn de drie monosachariden waar ons lichaam di-, oligo- en polysachariden naar reduceert?

A
  • Glucose
  • Fructose
  • Galactose
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
71
Q

Wat is de functie van koolhydraten en wat voor soorten koolhydraten zijn er?

A

Functie = de eerste keus brandstof van het lichaam (1 gram koolhydraten = 4 kcal)

  • Simpele koolhydraten - mono- en disachariden
  • Complexe koolhydraten - oligosachariden (3-9 glucose-eenheden) en polysachariden (10 of meer glucose-eenheden)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
72
Q

Wat is de functie van vetten en wat voor soorten vetten zijn er?

A

Functie = brandstof (tweede keus, 9 kcal/gram) en regulatie/structuur

Een vet = triglyceride
Vet-achtige stof = mono- of diglyceride

Verzadigd vet = alleen enkelgebonden atomen
Enkelvoudig onverzadigd vet = een dubbele binding
Meervoudig onverzadigd vet = meerdere dubbele bindingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
73
Q

Wat is de functie van eiwitten en wat voor soorten eiwitten zijn er?

A

Functie = brandstof (laatste keus, 4 kcal/gram) en regulatie/structuur
Eiwit = keten van dezelfde soort aminozuren
Essentieel eiwit = aminozuren die we niet zelf kunnen maken en dus uit de voeding binnen moeten halen
Niet-essentieel eiwit = kan het lichaam zelf ook maken van andere aminozuren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
74
Q

Wat zijn vezels?

A

Een soort koolhydraten maar minder goed verteerbaar.
Worden in de dikke darm pas deels gefermenteerd.
Oplosbare vezels leveren een klein beetje energie (2 kcal/gram)
Niet-oplosbare vezels zijn goed voor de stoelgang

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
75
Q

Wat zijn enzymen?

A

Een specifiek soort eiwitten die werken als katalysator van chemische reacties (veranderen zelf dus niet van vorm dus kunnen meerdere reacties op gang helpen). Ze binden zich aan een specifiek molecuul, namelijk een substraat.
–> te herkennen aan -ase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
76
Q

Wat is een hydrolysereactie en condensatiereactie?

A

Hydrolyse - een reactie waar water voor nodig is

Condensatie - een reactie waar water bij ontstaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
77
Q

Wat is de functie van amylase en waar wordt het geproduceerd?

A

Amylase is een koolhydraat-afbrekend enzym en wordt geproduceerd in het speeksel en in de alvleesklier (wordt toegevoegd in het duodenum)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
78
Q

Wat zijn drie eiwit-verterende enzymen en in welke verteringssappen zitten ze?

A

Pepsine - maagsap
Trypsine - alvleeskliersap / pancreassap
Dipeptidase - darmssap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
79
Q

Wat is lipase en in welke verteringssappen zit het?

A

Een vet-verterend enzym en zit in alvleesklierssap en in darmssap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
80
Q

Wat is een hormoon en hoe werkt het?

A

Een signaalstof die aan een specifiek soort cel doorgeeft wat die moet gaan doen. Het hormoon kan de cel “activeren” door te binden aan de receptor. Dit “activeren” houdt in dat de cel gestimuleerd of afgeremd wordt in zijn werking.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
81
Q

Wat is gastrine? Waar/wanneer wordt het gemaakt en wat is de functie?

A

Gastrine is een hormoon. Het wordt gemaakt door de maag wanneer voedsel wordt waargenomen in de maag.
Functie = de werking van de maag (= productie HCl en pepsine en de peristaltiek) stimuleren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
82
Q

Wat is secretine? Waar/wanneer wordt het gemaakt en wat is de functie?

A

Secretine is een hormoon. Het wordt geproduceerd door de dunne darm als de zure voedselbrij uit de maag in de dunne darm wordt waargenomen.
Functie = stimuleert de alvleesklier om bicarbonaat af te geven (om de voedselbrij te neutraliseren) en remt de werking van de maag

83
Q

Wat is GIP? Waar/wanneer wordt het gemaakt en wat is de functie?

A

Gastral Inhibitory Peptide is een hormoon. Het wordt gemaakt door de dunne darm als de zure voedselbrij uit de maag wordt waargenomen in de dunne darm.
Functie = stimuleert de alvleesklier om insuline aan te maken en remt de maag

84
Q

Wat is cholecystokinine (CCK)? Waar/wanneer wordt het gemaakt en wat is de functie?

A

Cholecystokinine is een hormoon. Het wordt geproduceerd door de dunne darm als de zure voedselbrij uit de maag wordt waargenomen in de dunne darm.
Functie = 1. Stimuleert de galblaas om gal af te geven 2. Stimuleert de alvleesklier om verteringsenzymen (lipase, amylase en trypsine) af te geven.

85
Q

Waar bestaan cellen uit?

A
  • Een celmembraan (planten ook nog een celwand)
  • Cytoplasma
  • DNA (bij dierlijke cellen/plantencellen in de nucleus, bij eencelligen los in cytoplasma)
  • (als het geen eencellige zijn) Organellen
86
Q

Waar bestaat het celmembraan uit?

A

Een dubbele laag fosforlipiden. Dit zijn vetmoleculen met een hydrofiele fosfaatkop en een hydrofobe lipide staart. Die staarten wijzen naar elkaar toe en vormen de ‘lipidelaag’ en de fosfaatkoppen staan naar buiten en zijn aan beide kanten van de celwand de buitenkant van het membraan.

87
Q

Uit welke monosachariden bestaan maltose, sucrose/sacharose en lactose?

A
Maltose = glucose + glucose
Sucrose/sacharose = glucose + fructose
Lactose = glucose + galactose
88
Q

Wat is gluconeogenese?

A

De vorming van glucose uit eiwitten wanneer glycogeenlevel laag is.

Aminozuur + glycerol = glucose

89
Q

Wat is de minimale aanbevolen hoeveelheid van de macro-nutrienten?

A
  • Koolhydraten = 40 (-70) % van de energiebehoefte
  • Vetten = 20-40% van de energiebehoefte afhankelijk van gewicht/vetpercentage van de persoon
  • Eiwitten = in principe 0,8 gram/kilo lichaamsgewicht / 10% van de energiebehoefte. Voor vegetariers x 1,2 ; voor veganisten x 1,4 ; voor sporters natuurlijk ook hoger
90
Q

Welke macronutrienten leveren energie voor rode bloedcellen?

A

Alleen koolhydraten want rode bloedcellen hebben geen mitochondria om andere voedingsstoffen om te zetten in ATP

91
Q

Wat zijn voorbeelden van meervoudig onverzadigde vetten?

A

Omega 3, omega 6 en omega 9

92
Q

Wat zijn de functies van vetten?

A
  • Energie leveren
  • Opbouw celmembranen
  • Opname van vet-oplosbare nutrienten zoals vitamine A, D en E en essentiele vetzuren
  • Isolatie onder de huid en rondom organen
  • Cholesterol (aanmaak vitamine C en geslachtshormonen)
93
Q

Wat is een risico van vetten?

A

Hoger risico op passieve overconsumptie, omdat ten opzichte van koolhydraten en eiwitten:

  1. Vet een relatief hoge energiedichtheid heeft
  2. Vet op korte termijn een minder verzadigend effect heeft
94
Q

Wat is hydrofiel en hydrofoob? Wat is lipofiel en lipofoob?

A
Hydrofiel = houdt van water 
Hydrofoob = houdt niet van water
Lipofiel = houdt van vet
Lipofoob = houdt niet van vet
95
Q

Wat is diffusie?

A

De gelijkwaardige verdeling van deeltjes in 2 componenten die van elkaar gescheiden zijn door het membraan. De deeltjes gaan met de concentratiegraad mee dus naar de kant waar de concentratie het laagst is. Dit gaat vanzelf en kost dus geen energie.

96
Q

Wat zijn de twee soorten diffusie?

A

Passieve diffusie = kleine deeltjes, gaan gewoon door het membraan
Gefaciliteerde diffusie = zijn grotere deeltjes of lipofobe deeltjes en kunnen dus niet door het membraan maar moeten door een transporteiwit

–> allebei diffusie dus voor allebei geen energie nodig

97
Q

Wat zijn de twee soorten actief transport?

A

Actief transport = deeltjes bewegen door een transporteiwit maar tegen de concentratiegraad in, dus wel energie (ATP) voor nodig.
Secundair actief transport = actief transport met bijzondere transporteiwitten namelijk symporters. Hierbij lift bijv. glucose mee met natrium door het transporteiwit. Hierbij gaat glucose tegen de concentratiegraad in maar omdat het meelift op natrium die met de graad meegaat kost het in eerste instantie geen energie. Later kost het wel energie want de natrium moet er wel weer uit ook.

98
Q

Wat is osmose en osmolariteit?

A
Osmose = de verplaatsing van water door een semi-permeabel membraan. Water verplaatst zich om de concentratie opgeloste deeltjes aan beide kanten gelijk te krijgen dus verplaatst naar de kant waar de concentratie opgeloste deeltjes het hoogst is.
Osmolariteit = aantal opgeloste deeltjes / liter
99
Q

Wat is een natrium/kaliumpomp?

A

Een transporteiwit dat 3x natrium naar buiten pompt en 2x kalium naar binnen wanneer actief om de osmolariteit tussen de intracellulaire en extracellulaire vloeistof te reguleren.

100
Q

In welke helften van het hart bevindt zich zuurstofrijk en zuurstofarm bloed?

A

In de rechterhelft (rechter atrium en rechter ventrikel) - zuurstofarm bloed
In de linkerhelft (linker atrium en linker ventrikel) - zuurstofrijk bloed

101
Q

Wat is het verschil tussen aders en venen?

A

Aders - vervoeren zuurstofrijk bloed

Venen - vervoeren zuurstofarm bloed

102
Q

Welke route legt zuurstofarm bloed af voordat het weer het lichaam in wordt gepompt?

A

Het zuurstofarme bloed wordt vanuit de rechterkamer, via de pulmonalisklep door de longslagader naar de longen vervoerd waar het weer geoxideerd wordt.

Dan wordt het via de longader naar de linkerkamer vervoerd, waar het via de aortaklep en de aorta het lichaam ingepompt wordt.

103
Q

Wat weet je over de kleppen tussen het ventrikel en het atrium in beide helften van het hart?

A

In de linker kamer heet de klep de mitralisklep en in de rechterkamer de tricuspidalisklep.

De kleppen zorgen dat het bloed de goede kant op stroomt.

De hartkleppen gaan per hartslag 1 keer open (systole) en 1 keer dicht (diastole)

104
Q

Wat is het bloed dat van de darmen wegstroomt?

A

Zuurstofarm, maar rijk aan voedingsstoffen

105
Q

Waar worden water-oplosbare en vet-oplosbare voedingsstoffen door vervoerd?

A

Water-oplosbare voedingsstoffen door het bloed en vet-oplosbare stoffen door de lymfe.

106
Q

Wat is het verschil tussen het zenuwstelsel en het hormoonstelsel?

A

Het zenuwstelsel geeft boodschappen door met elektrische signalen en dit gaat heel snel.

Het hormoonstelsel geeft boodschappen door met signaalstoffen dit gaat langzamer.

107
Q

Wat zijn vegetatieve functies?

A

Alle functies die betrokken zijn bij het onderhouden van lichaamscellen –> Dit gebeurt onbewust en je hebt er geen invloed op

108
Q

Wat zijn animale functies?

A

Alle functies die te maken hebben met de interactie tussen jezelf, je lichaam en de buitenwereld –> dit gebeurt wel bewust en heb je dus wel invloed op

109
Q

Wat is de nucleus?

A

De celkern; het grootste organel

Functie = 1. Stuurt alle stofwisselingsactiviteiten in de cel aan en 2. Beschermt/bewaart alle erfelijke informatie in het DNA

110
Q

Wat zijn mitochondrien?

A

De energieleveranciers van de cel; zetten nutrienten om in ATP

111
Q

Wat zijn ribosomen?

A

Kleine bolvormige structuren die een essentiele rol spelen bij eiwitsynthese. Ze komen op 2 plaatsen voor:

  1. Zweven rond in het cytoplasma –> zorgen voor de eiwitproductie voor de cel zelf
  2. Zitten vast op het ruwe ER –> zorgen voor eiwitsynthese voor gebruik buiten de cel. De eiwitten komen via exocytose in de extracellulaire ruimte terecht.
112
Q

Wat is het endoplasmatisch reticulum (ER)?

A

Een netwerk van platte holtes en verbindingsbuisjes om de nucleus. Er zijn 2 types:

  1. Het ruwe ER - aan het buitenoppervlak zitten veel ribosomen vast. De eiwitten die die ribosomen vormen worden via het gladde ER vervoerd naar het golgi-complex en daarna naar buiten.
  2. Het gladde ER - vervoert eiwitten naar het golgi-complex en speelt een rol bij lipide aanmaak voor het celmembraan en bij bepaalde cel processen.
113
Q

Wat is het golgi-complex?

A

Een membraanstructuur bestaande uit op elkaar gestapelde afgeplatte blaasjes. Eiwitten worden hier verder verwerkt en afgevoerd naar:

a. Buiten de cel –> exocytose
b. Een organel in de cel

114
Q

Wat zijn lisosomen?

A

Kleine blaasjes met diverse soorten enzymen om moleculen af te breken en om onbruikbare delen van de cel af te breken en op te ruimen. Ze werken het best in een zuur milieu dus worden door het lisosoommembraan afgeschermd van het cytoplasma.

115
Q

Uit welke twee stelsels bestaat het zenuwstelsel?

A
  1. Het centrale zenuwstelsel (= de hersen en het ruggenmerg)

2. Het perifere zenuwstelsel (= alle andere zenuwen in het lichaam die de prikkels doorgeven)

116
Q

Uit welke twee soorten cellen bestaat zenuwweefsel?

A
  • Neuronen (echte zenuwcellen)

- Neuroglia (steuncellen voor de neuronen)

117
Q

Waar bestaan neuronen uit?

A
  1. Een cellichaam
  2. Zenuwvezels
    a. Dendrieten (korte zenuwvezels die de prikkels
    naar de cel leiden)
    b. een axon (lange zenuwvezel die de prikkel
    verder geleid naar het volgende neuron)
118
Q

Wat zijn hormonen?

A

Chemische signaalstoffen die worden geproduceerd door hormoonklieren. Dit zijn endocriene klieren want hormonen worden allen afgegeven aan het interne milieu om daar acties te veroorzaken.

119
Q

Door welke cellen kunnen hormonen worden ontvangen?

A

Specifieke doelwitcellen met specifieke receptoren.

120
Q

Wat zijn de twee soorten hormonen?

A
  1. Steroidhormonen - vetachtig; kunnen door lipidelaag dus de receptor zit binnen het celmembraan
  2. Peptidehormonen - eiwitachtig; kunnen niet door de lipidelaag dus receptor op het celmembraan
121
Q

Wat voor soort hormoon is insuline?

A

Een peptidehormoon dus een eiwit

122
Q

Hoe werken het zenuwstelsel en hormoonstelsel samen?

A
  1. Info uit het interne en externe milieu wordt door sensoren waargenomen
  2. De sensoren geven een signaal af aan het centrale zenuwstelsel
  3. Het centrale zenuwstelsel geeft impulsen aan organen
  4. De organen zetten impulsen om in 1 van 2 soorten acties:
    a. Spieren –> een beweging
    b. Klieren –> aanmaak hormonen
122
Q

Wat zijn voorbeelden van vezels?

A

Cellulose, hemicellulose, gommen, lignine, pectine, beta-glucon, chitine, chitosan etc.

123
Q

Wat gebeurt er als er niet voldoende koolhydraten worden gegeten?

A
  1. Er vindt gluconeogenese plaats
    (aminozuur + glycerol = glucose)
  2. Er worden ketonlichamen gevormd uit vetten
124
Q

Wat is de bloedsuikerspiegel?

A

Ook wel plasmaconcentratie genoemd; de concentratie glucose in ons bloed.

125
Q

Hoe wil ons lichaam de suikerspiegel hebben?

A

In homeostase: tussen de 3 - 5,5 mmol/liter

126
Q

Welke vier hormonen zijn bij de regulatie van de bloedsuikerspiegel betrokken?

A

Insuline, glucagon, epinephrine/adrenaline, GIP (gastral inhibitory peptide)

127
Q

Waar worden insuline en glucagon geproduceerd?

A

In de alvleesklier; specifiek door de eilandjes van Langerhans. De alpha-cellen produceren glucagon en de beta-cellen produceren insuline

128
Q

Wat is de werking van epinephrine/adrenaline en waar/wanneer wordt het geproduceerd?

A
  1. Stimuleert glucogenolyse: zorgt ervoor dat glucose uit glycogeen weer beschikbaar komt in het bloed
  2. Bevordert lipolyse
  3. Stimuleert gluconeogenese

Het wordt geproduceerd door de bijnieren op moment dat er stress/gevaar is.

129
Q

Wanneer wordt insuline geproduceerd en wat is de functie?

A

Op moment dat de bloedspiegel hoog is; Zorgt ervoor dat glucose (a) wordt opgenomen door cellen (maakt de passage van glucose door celmembraan mogelijk) of (b) opgeslagen wordt als glycogeen door lever- en spiercellen en remt gluconeogenese waardoor eiwitsynthese wordt bevorderd (c) remt lipolyse en bevordert lipogenese –> waardoor de spiegel weer omlaag gaat

130
Q

Wanneer wordt glucagon geproduceerd en wat is de functie ervan?

A

Op moment dat de bloedspiegel laag is

  1. Stimuleert glucogenolyse: zorgt ervoor dat glucose uit glycogeen weer beschikbaar komt in het bloed
  2. Bevordert lipolyse
  3. Stimuleert gluconeogenese
131
Q

Wat is de endocriene en exocriene functie van de alvleesklier?

A
  • De endocriene functie: de productie van hormonen

- De exocriene functie: de productie van verteringssappen

132
Q

Wat is glycogenese?

A

De omzetting van glucose in glycogeen (in lever- en spiercellen)

133
Q

Wat is lipolyse?

A

De afbraak van triglyceriden in de vetdepots

134
Q

Wat is lipogenese?

A

De omzetting van glucose in triglyceriden

135
Q

Wat is glycogenolyse?

A

Het vrijmaken van glucose uit glycogeen (in lever- en spiercellen)

136
Q

Wat is een FBDG?

A

Een Food-Based Dietary Guideline = een instrument om de consument en beleidsmakers uit te leggen wat een gezond dieet is.

Het moet simpel zijn en het moet gaan over voedingsstoffen ipv voedingsmiddelen.

137
Q

Wie hebben een handboek geschreven om landen te helpen om zelf een FBDG op te stellen?

A

WHO - World Health Organisation

FAO - Food and Agricultural Organisation

138
Q

Waarom hebben verschillende landen verschillende FBDG’s nodig?

A
  • Het moet niet te veel afwijking van het type voedsel dat de consument al consumeert
  • Het moet rekening houden met de beschikbaarheid van verschillende voedingsmiddelen
  • Het moet rekening houden met de knelpunten in het land
139
Q

Wat geldt voor bijna alle FBDG’s?

A
  • Eet in grote hoeveelheid: groente, fruit en granen

- Eet met mate: vlees en zuivel

140
Q

Wat zijn de doelen van het EAT-lancet?

A
  1. De gezondheid van mensen verbeteren (minder kankerpatienten, minder diabetespatienten, minder mensen met overgewicht)
  2. Zorgen dat iedereen toegang heeft tot gezonde voeding
  3. Het milieu verbeteren (klimaatverandering tegengaan, efficienter landgebruik, minder zoetwatergebruik, minder stikstofuitstoot, minder fosforuitstoot en biodiversiteit behouden)
141
Q

Hoeveel kcal moet iemand eten per dag volgens het EAT-lancet?

A

2500 kcal

142
Q

Hoeveel groente en fruit moet iemand per dag eten volgens het EAT-lancet?

A

200 gram fruit ; 300 gram groente

143
Q

Hoeveel volkoren graanproducten en aardappelen moet iemand per dag eten volgens het EAT-lancet?

A

232 gram volkoren graanproducten en 50 gram aardappelen

144
Q

Hoeveel peulvruchten en noten moet iemand per dag eten volgens het EAT-lancet?

A

75 gram peulvruchten en 50 gram noten

145
Q

Hoeveel rood vlees, wit vlees, vis, ei en zuivel moet iemand per dag eten volgens het EAT-lancet?

A
Rood vlees: 98 gram/week
Wit vlees: 203 gram/week
Zuivel: 250 gram/dag
Ei: 1,5/week
Vis: 196 gram/week
146
Q

Is het EAT-lancet in lijn met de Schijf van Vijf? En levert het voldoende voedingsstoffen?

A
  • De aanbevelingen van de commissie liggen heel dichtbij die van de Schijf van Vijf. Het EAT-lancet raad alleen iets meer vis en peulvruchten aan en iets minder vlees, zuivel, aardappelen en volkoren graanproducten
  • Alleen calcium en vitamine B2 vallen laag uit
147
Q

Waarom spreken we over energiegebruik in plaats van energieverbruik?

A

Energie gaat nooit verloren

148
Q

Hoeveel energie verlaat het lichaam in warmte bij de vorming van ATP?

A

50% van de energie

149
Q

Wat is ATP?

A

Adenosine TriPhosphate: de energiebron voor alle processen in ons lichaam; omgezette energie door onze cellen te gebruiken.

–> een molecuul met energierijke bindingen

150
Q

Hoe levert ATP energie en wat ontstaat er dan?

A

Door fosfaatgroepen af te splitsen.

Er ontstaat eerst ADP (difosfaat) en daarna AMP (monofosfaat)

151
Q

Wat voor soort reactie is de vorming van ATP?§

A

Een verbrandingsreactie

Er is zuurstof voor nodig en er komt koolstofdioxide en water vrij.

152
Q

Wat zijn de stappen van de vorming van ATP?

A
  1. Vertering, transport en absorptie van voedsel door
  2. verteerde geabsorbeerde bouwstenen worden omgezet in tussenproduct Acetyl CoA
  3. Acetyl CoA wordt via een aantal reacties in het mitochondrium van de cel helemaal afgebroken en de energie die daarbij vrijkomt wordt gebruikt om ATP te vormen
153
Q

Welke voedingsmiddelen komen veel voor in het mediterrane dieet en in het New Nordic Diet? (6)

A
  • Groente en fruit
  • Volkoren graanproducten
  • Peulvruchten en noten
  • Olien rijk aan cis-onverzadigde vetzuren
  • Halfvolle en magere zuivel
  • Vis en gevogelte
154
Q

Welke voedingsmiddelen en -stoffen komen weinig voor in het mediterrane dieet en in het New Nordic Diet? (6)

A
  • Rood en bewerkt vlees
  • Volle zuivel
  • Harde vetten
  • Keukenzout
  • Producten met toegevoegde suiker
  • Alcohol
155
Q

Wat kenmerkt het mediterrane dieet en het New Nordic Diet?

A

Dat ze minder dierlijke en meer plantaardige voedingsmiddelen bevatten

156
Q

Wat zijn de gevolgen van het mediterrane dieet en New Nordic Diet?

A

RCT: verlagen de bloeddruk
Cohort: - verlagen risico op coronaire hartziekten en
beroerte
- Verlagen risico op diabetes, darmkanker
en sterfte ongeacht de doodsoorzaak

157
Q

Wat wordt als voorbeeld genomen voor het mediterrane dieet?

A

Het traditionele eetpatroon op Kreta. Het huidige FBDG van het ‘mediterrane dieet’ lijkt daar nog heel erg op.

158
Q

Wat staat naast voedingsadviezen ook in het mediterrane dieet?

A
  • Eet samen met anderen

- Beweeg veel (tot op late leeftijd)

159
Q

Wat voor voedingsstoffen zitten er veel in het mediterrane dieet? (3)

A
  • Vetten (veel enkelvoudig onverzadigd en omega 3)
  • Veel vezels
  • Veel antioxidanten (bijv door de resveratrol in de rode wijn, polyfenolen in de olijfolie, vitamine E en vitamine C)
160
Q

Hoeveel groente en fruit eet men in het mediterrane dieet?

A

Tegen de 700 gram

161
Q

Wat is een antioxidant?

A

Een stof die vrije radicalen (=agressieve stoffen die weefsels kunnen beschadigen) wegvangt

162
Q

Waarin verschilt het New Nordic Diet van het mediterrane dieet? (2)

A
  • Andere soort groenten (en paddenstoelen)

- Meer en beter onderzocht (met RCT’s)

163
Q

Wat is uit onderzoek naar voren gekomen over het New Nordic Diet?

A

RCT: verlaagt de bloeddruk
Mogelijk: daling LDL-cholesterol

164
Q

Wat is vegetarisme?

A

Het excluderen van vlees, vis, zeevruchten en soms eieren en melk/melkproducten

165
Q

Hoeveel procent van Nederlanders eet ten minste 1 dag in de week geen vlees? En hoeveel ten minste 3 dagen in de week?

A

Ten minste 1 dag in de week: 90% in de week

Ten minste 3 dagen in de week: 55% in de week

166
Q

Hoeveel meer broeikasgassen, landbouwgebruik/energiegebruik en zoetwatergebruik als iemand vlees eet ipv plantaardig?

A

2-60 x meer broeikasgassen
3-10 x meer landgebruik/energiegebruik
30-40 x meer zoetwatergebruik

167
Q

Waar moeten zwangere vrouwen op letten met een plantaardig dieet? (4)

A

Vitamine B12, ijzer, calcium, jodium

168
Q

Wat zijn mogelijke knelpunten van een vegetarisch dieet?

A
  • Eiwitten
  • Vitamine B12 (en andere B vitamines)
  • Calcium
  • Jodium
  • Zink
  • Vitamine D
  • Omega 3 vetzuren
169
Q

Wat zijn gezondheidsvoordelen van een vegetarisch dieet?

A
  • Lager cholesterol gehalte
  • Lager BMI
  • Lagere hoeveelheid ontstekingsfactoren
  • Lagere risico hart- en vaatziekten
  • Lager risico hoge bloeddruk (door hoge inname kalium)
  • Lager risico diabetes type 2
  • Lager risico op verschillende soorten kanker
170
Q

Hoeveel kilo plantaardig eiwit is er nodig voor de productie van 1 kilo dierlijk eiwit?

A

7 kilo

171
Q

Wat zijn vegetarische bronnen voor eiwit?

A
  • Peulvruchten
  • Noten
  • Soja-producten
  • Quorn-producten
  • Granen en graanproducten
172
Q

Wat zijn vegetarische bronnen voor vitamine D?

A
  • Ei

- Met vitamine D verrijkte producten zoals margarine/halvarine en melkvervangers

173
Q

Wat is de functie van vitamine B12? En wat zijn goede vegetarische bronnen voor vitamine B12?

A

Functie = aanmaak rode bloedcellen en goede werking zenuwstelsel

Vitamine B12 zit alleen in dierlijke producten dus:

  • Melk en melkproducten
  • Ei
  • Supplementen
174
Q

Wat is de functie van ijzer? En wat zijn goede vegetarische bronnen voor ijzer?

A

Functie= transport van zuurstof door het bloed

  • Groene bladgroenten
  • Bonen
  • Granen
  • Gedroogde vruchten

NB. De biobeschikbaarheid van ijzer in plantaardige bronnen is lager dan die in dierlijke bronnen

175
Q

Wat is biobeschikbaarheid?

A

Een maat voor de opname van een voedingsstof door het lichaam in de darm

176
Q

Wat zijn goede vegetarische bronnen voor zink?

A
  • Peulvruchten
  • Noten
  • Granen
  • Melk

NB. De biobeschikbaarheid van zink in plantaardige bronnen is lager dan die in dierlijke bronnen

177
Q

Wat zijn goede vegetarische bronnen voor calcium?

A
  • Melk en melkproducten
  • Groene bladgroenten
  • Met calcium verrijkte producten
  • Witte bonen
  • Amandelen
  • Vijgen
  • Sinaasappelen

NB. De biobeschikbaarheid van calcium in plantaardige bronnen is lager dan die in dierlijke bronnen; Maar wanneer de inname van calcium laag is past het lichaam zich aan om meer calcium op te nemen mits de inname van vitamine D voldoende is.

178
Q

Wat zijn goede vegetarische bronnen voor omega-3?

A
  • Walnoten
  • Sojaolie
  • Lijnzaadolie
  • Raapzaadolie
  • Margarine/halvarine
  • Bak- en braadvet

NB. Sommige omega-3 zuren (nl EPA en DHA) zitten alleen in vis en algen maar door voldoende andere omega-3 zuren binnen te krijgen kan je lichaam EPA en DHA in kleine hoeveelheden zelf aanmaken.

179
Q

Wat zijn goede vegetarische bronnen voor jodium? En waar kan een jodiumtekort toe leiden?

A
  • Ei
  • Zuivel
  • Zeewier
  • Gejodeerd zout

Tekort zorgt voor: de schildklier gaat trager werken en opzwellen

Een tekort bij ongeboren baby’s zorgt voor: een groeiachterstand

180
Q

Wat is het metabolisme?

A

Ook wel sofwisseling genoemd; Alle chemische reacties die nodig zijn om het lichaam te onderhouden.

181
Q

Wat is een katabolische reactie?

A

Een afbraakreactie; levert energie

-lyse

182
Q

Wat is een anabolische reactie?

A

Een opbouwreactie; kost energie

-genese

183
Q

Waarom moest er een nieuw voedsellabel (uiteindelijk nutri-score) komen?

A

Door het preventie-akkoord uit 2018

184
Q

Op welke 2 punten is bepaald dat nutri-score de beste optie was?

A
  • Het moest goed te begrijpen zijn (volgens consumentenonderzoek)
  • Het moest zo goed mogelijk overeenkomen met de Schijf van Vijf
185
Q

Wat is de Nutri-score?

A

Een FOP (front-of-packet) label bedoeld om snel te kunnen zien of en hoe gezond een product is zonder de hele voedingstabel te bekijken ( dat doet maar minder dan 7% van de mensen)

186
Q

Wat zijn de drie doelen van Nutri-score?

A
  1. Het terugdringen van overgewicht
  2. De keuzen voor mensen die liever wat gezonder willen eten makkelijker maken
  3. Bedrijven ‘forceren’ om hun producten gezonder te maken
187
Q

Wat zijn aspecten om rekening mee te houden voor de Nutri-Score?

A
  • De score wordt berekend per 100 ml/100 gram niet per portie
  • De nutriscore wordt berekend op het product in de winkel en niet het product na bereiden (denk friet)
  • Soms hebben exact dezelfde producten, maar in verpakkingen met verschillende hoeveelheden een andere score. Dit komt waarschijnlijk omdat de voedingswaarden net anders zijn afgerond en daardoor net boven of onder de cutoff uitkomen.
  • Logo niet verplicht dus product zonder logo kan nog steeds gezonder zijn dan product met A
  • Allergenen nog steeds zelf checken
  • Nutriscore gaat over 1 product niet een evenwichtig dieet
188
Q

Waarom betekent een goede nutriscore niet per se een gezond product?

A

Het gaat per productgroep

189
Q

Hoe werkt de Nutriscore?

A

Het wordt berekend door een computerprogramma waarin pluspunten worden toegerekend voor gezonde voedingsstoffen/-middelen en minpunten voor ongezondere voedingsstoffen/-middelen. Daarna trekken ze de positieve punten af van de negatieve en zetten we het resultaat om naar de Nutri-Scoretabel.

Voedsel: -15 tot -1 = A ; 0 tot 2 = B ; 3 tot 10 = C ;
11 tot 18 = D ; 19 tot 40 = E

Dranken: Water = A ; 1 of <1 = B; 2 tot 5 = C ;
6 tot 9 = D ; 10 tot 40 = E

190
Q

Met welke voedingsmiddelen/-stoffen wordt rekening gehouden voor de nutriscore?

A

Negatieve punten:

  • Energie
  • Suikers
  • Verzadigde vetzuren
  • Zout

Positieve punten:

  • Eiwitten (ook peulvruchten)
  • Vezels
  • Verhouding fruit
  • Verhouding groenten
  • Noten
  • Koolzaadolie
  • Walnotenolie
  • Olijfolie
191
Q

Waarom sluit de Nutriscore niet aan bij de Schijf van Vijf?

A
  1. De Schijf van Vijf maakt eerst onderscheid tussen voedingsmiddelen die goed of minder goed voor de gezondheid zijn. Daarna wordt naar de voedingsstoffen gekeken.
    Nutri-Score kijkt naar de voedingsstoffen en losse ingrediënten. Ze kijken niet naar het voedingsmiddel als geheel. Zo maken ze in hun methode geen verschil tussen gezonde en minder gezonde voedingsmiddelen.
  2. Bij de Nutriscore is compensatie mogelijk. De Schijf van Vijf doet dat anders: daarin kun je het negatieve niet opwegen tegen het positieve.
192
Q

Wat zijn de criteria voor een dagkeuze?

A

Per portie:

  • Niet te veel kcal
  • Niet te veel verzadigd vet
  • Niet te veel natrium
193
Q

Hoe reken je van Natrium naar zout en andersom?

A

Natrium naar zout: x2,5
Zout naar natrium: : 2,5

Let op: zout vaak in g, natrium in mg dus dan ook nog x1000/:1000 doen

194
Q

Hoe bereken je een energiepercentage (EN%)?

A

(het aantal grammen van het macro-nutrient x het aantal kcal/gram van dat macro-nutrient) : het totaal aantal kcal x 100

195
Q

Kun je beter uitgaan van de portie van de producent van het product of de porties op Portieonline/ uit de Nederlandse voedingstabel?

A

Van Portieonline of uit de Nederlandse voedingstabel, want producent zal de porties gunstig maken.

196
Q

Hoe bereken je iemands BMI?

A

Gewicht in kilo’s / (lengte in meters)2

197
Q

Hoe ga je van MegaJoule naar Kcal en andersom?

A

1 MJ = 1000 KJ –> 1 Kcal = 4,18 KJ

dus van Kcal naar MJ = : 1000 x 4,18
en van MJ naar Kcal = x 1000 : 4,18

198
Q

Wat moet je doen bij een vraag als: ‘Hoe beoordeel je deze receptuur?’

A

Zeggen wat er volgens jou te veel of te weinig in het recept zit.

199
Q

Voor hoeveel personen is een NEVO-recept doorgaans bedoeld?

A

4 personen

200
Q

Hoe kun je vinden met welke voedingsstoffen een product verrijkt is op NEVO-online?

A
  1. Door te kijken achter welke ingredienten een sterretje staat –> die zijn toegevoegd
  2. Door op het i’tje te drukken
201
Q

Wat zijn VSE’s?

A

Een sneetje brood, NIET hoeveel een sneetje brood weegt

202
Q

Wat is het energieprocent van Kcal?

A

De energieprocenten van alle verschillende categorien (kh, vetten, eiwitten, vezels etc.) bij elkaar opgeteld. Kan uitkomen tussen 98-102%

203
Q

Wat viel bij het werkcollege wel en niet onder melkproducten?

A

Wel: melk, yoghurt (ook plantaardig)
Niet: kaas