niveau 5 - Deel 1 Flashcards

1
Q

tenminste

e. g. Hij komt, althans dat beweert hij.
e. g. Hij is er niet geweest, althans ik heb hem niet gezien

A

althans

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

念頭, 觀念

geen flauw benul hebben van iets: geen enkel besef hebben van iets, er niets van weten of kennen.

A

Het benul (geen mv.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

沙文主義
Overdreven liefde voor je vaderland
= Patriottisme

A

Het chauvinisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

in heel grote letters

A

in koeien van letters

E.g. In koeien van letters had hij op de muur geschreven “Wil je met me trouwen?”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

hinder hebben van iets

A

last hebben van iets

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

unconventional /

opposite from praising (loven)

A

onlovend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

de grap

A

de mop

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

uit de hoogte / minachtend / zonder respect

A

neerbuigend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

enorm, heel groot, geweldig

A

overweldigend

* een overweldigend succes / applaus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

iemand die zijn vaderland bemint

愛國者

A

de patriot

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

run

A

uitbaten

e.g. baat een café uit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

outline, map out, trace out, work out (plan, beleid)

A

uitstippelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

detest, loathe
厭惡
= een grote hekel hebben aan, verafschuwen

A

verfoeien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

pass by, go by

*voorbijgaan

A

overwaaien

*waaide over / is overgewaaid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

keep off, hold off

*verloochennen, opgeven

A

afzweren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

generally, usually

*meestal

A

doorgaans

17
Q

wish

A

gunnen

*ik gun je deze meevaller van harte.

18
Q

allow

A

gunnen zich

*hij gunde zich de tijd niet om te eten

19
Q

doen denken aan

A

herinneren aan

20
Q

integreren

A

inburgeren

21
Q

het opgenomen worden in een gemeenschap of taalgemeenschap

A

de inburgering

22
Q

the clique

黨派,小圈子

A

het kliekje

23
Q

zich er thuis gaan voelen

A

zich ergens inburgeren

24
Q

grumble / moan

*brommen, klagen, kniezen

A

mopperen

25
Q

changeover
轉換;改變
*wennen aan een nieuwe toestand

A

omschakeling

26
Q

verdrietig zijn

A

treuren

*treuren om iets

27
Q

demand / require

A

vergen