afgeleide werkwoorden Flashcards
invloed hebben op
beïnvloeden
in mijn nadeel werken
= disadvantage / hurt / harm
benadelen
de nadruk leggen op
= emphasise / point up
benadrukken
voorraden krijgen
= stock up on / provision / supply
bevoorraden
Er zijn wolken aan de hemel
bewolken
veiligen maken
beveiligen
to get / to grab
bemachtigen
economize
bezuinigen
frighten / scare
beangstigen
get drunk
bezatten
memorialise, remember
herdenken
reprint
herdrukken
reformulate
herformuleren
*geherformuleerd
re-open
heropenen
re-marry
hertrouwen
restructure
herstructureren
*geherstructureerd
revalue
herwaarderen
*geherwaardeerd
re-definit
herdefiniëren
*geherdefinieerd
re-read
herlezen
* heeft herlezen
rebuild
heropbouwen
* heropgebouwd
re-issure / redistribute / republish
heruitgeven
*heruitgegeven
rebroadcast
heruitzenden
*heruitgezonden
take away de worm (from the dog)
ontwormen
dis-mystery (het geheim)
Oplossing
ontraadselen
* ontraadselde / ontraadseld
uproot / dis-root (de boom)
ontwortelen
take away de louse
ontluizen
take away de lime (de kraan)
ontkalken
discourage
ontmoedigen
disinherit
剝奪…的繼承權
onterven
haren verwijderen van de huid
ontharen
van het spoor af gaan
*untracked
ontsporen
wapens afnemen
ontwapenen
uncord, disband, disconnect
ontbinden
begin / existence
ontstaan
desinfecteren
ontsmetten
discover
ontdekken
vermijden
ontmijnen
to film
verfilmen
Detest
憎惡
verafschuwen
translate
vertalen
amaze, astonish
verwonderen
wound / injure
verwonden
making easier
vereenvoudigen
tired out
vermoeien
making clear
verduidelijken
become paralysed (of: numb)
verlammen
ouder worden
verouderen
keep talking
*doorpraten
zich verspreken
suspect
verdenken
drowning
verdrinken
sentence 判刑
veroordelen
choke (in) / watch out
zich verslikken (in)
conceal / hiding / keep silence about
Nooit over iets gezegd
verzwijgen