Néerlandais - les mots de la semaine Flashcards
kaal
chauve
groot
grand
klein
petit
mooi / knap
beau
lelijk
laid
dik
gros
mager / slank / dun
maigre / mince
bleek
pâle
gebruind
bronzé
lang
long
kort
court
steil
raide / lisse
gekruld
bouclé
de baard
la barbe
de snor
la moustache
een tattoo
un tatouage
een bril
des lunettes
een zonnebril
des lunettes de soleil
de oorbellen
les boucles d’oreilles
de beugel
l’appareil dentaire
vriendelijk
gentil / amical
lief
gentil
sympathiek
sympathique
grappig
marrant
grappig
marrant
blij
content
boos
en colère
bedroefd
triste
beschrijven
décrire
het uiterlijk
l’apparence (physique)
het gezicht
le visage
het gekruld haar
les cheveux bouclés
het golvend haar
les cheveux ondulés
halflang
mi-long
blond
blond
ros / rood
roux
los
détaché
gebonden
attaché
het los haar
les cheveux détachés
het gebonden haar
les cheveux attachés
de lip
la lèvre
de tand
la dent
het hoofdt
la tête
mollig
corpulent
zwak
faible
de donkere huidskleur
la peau foncée (la couleur de peau foncée)
de lichte huidskleur
la peau claire (la couleur de peau claire)
de keel
la gorge
de nek
la nuque
de voet
le pied
de borst
la poitrine
de rug
le dos
de schouder
l’épaule
chauve
kaal
grand
groot
petit
klein
beau
mooi / knap
laid
lelijk
gros
dik
maigre
mager / slank / dun
pâle
bleek
bronzé / hâlé
gebruind
long
lang
court
kort
raide / lisse
steil
bouclé
gekruld
la barbe
de baard
la moustache
de snor
un tatouage
een tattoo
les lunettes
de bril
les lunettes de soleil
de zonnebril
les boucles d’oreille
de oorbellen
l’appareil dentaire
de beugel
marrant
grappig
gentil
vriendelijk / lief
content >< triste
blij >< bedroefd
en colère
boos
décrire
beschrijven
l’apparence (physique)
het uiterlijk
le visage
het gezicht
het been
la jambe
l’épaule
de schouder
