examen juin chap 2 Flashcards
examen juin chap 2
1
Q
het is 27 graden
A
il fait 27 degrés
2
Q
il fait 27 degrés
A
het is 27 graden
3
Q
hij blijf mooi weer
A
il continuera a faire beau
4
Q
il continuera a faire beau
A
hij blijf mooi weer
5
Q
hij blijf slecht weer
A
il continuera a faire mauvais
6
Q
il continuera a faire mauvais
A
hij blijf slecht weer
7
Q
het woord warm
A
il fait chaux
8
Q
il fait chaux
A
het woord warm
9
Q
het woord koud
A
il fait frais
10
Q
il fait frais
A
het woord koud
11
Q
zonnig
A
ensoleillé
12
Q
ensoleillé
A
zonnig
13
Q
bewolkt
A
nuageux
14
Q
A
bewolkt