NEDERLANDS tijd Flashcards
1
Q
verschil verteltijd en vertelde tijd
A
VERTELTIJD: duur lezen
VERTELDETIJD; werkelijkheid
2
Q
stukjes die worden geskipt
A
Tijdsprongen
3
Q
wanneer spreken we over een hoog tempo/ versnelling
A
Verteltijd korter dan vertelde tijd
4
Q
wanneer spreken we over een laag tempi/ retardering
A
verteltijd langer dan verteldetijd
5
Q
wat als de verteldetijd en verteltijd even lang zijn
A
dan sprelken we over een tijddekking
6
Q
Kalendertijd
A
tijdsperiode waar een verhaal zich afspeelt
7
Q
anachronisme
A
fout tegen kalendertijd in het verhaal
bv gsm gebruik in middeleeuwen