chemie Flashcards

1
Q

P en H-Zinnen

A

Precaution (voorzogsmaatregelen)
Hazard(gevaar)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

antigifcentrumummer

A

070 245 245

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

de 3 voorwaarden om vuur te maken

A

Brandstof, zuurstof en ontbrandigstemperatuur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

voor wat staan de brandklasses

A

A; vaste stoffen ==> water-schuim en schuim-vet blussers

B; Vloeistoffen en smeltende stoffen ==>schuim,vet, peder en co²-brussers

F;vet ==>schuim en vet blussers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke informatie staan er op een chemisch etiket?

A

veiligheidspictogrammen, WGK-code(watergevarenklassen), Hen P-zinnen, signaalwoorden en formulenaam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat zijn de stofeigenschappen?

A

Deeltjesgrootte, massadichtheid, materie, geur, kleur, smeltpunt, kookpunt, aggregatie toestand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

symbool en formule voor massadicjhtheid

A

P=m/V kilogram per kubieke meter(volume)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

verschil tussen zuivere stof en mengsel

A

zuivere stof; 1 soort deeltje(component) heeft een vast kookpunt
Mengsel: verschillende componenten en kookpunt is veranderlijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat is een component

A

een soort deeltje waaruit een stof is gemaakt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Verschil homogeen en hetrogeen mengsel

A

Homogeen: je kan de componenten niet onderscheiden
Hetrogeen: je kan de componenten wel onderscheiden(zout in water)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

geef defenitie van nevel

A

een hetrogeen mengsel van een vloeistof en gas

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

geef defenitie van rook

A

een hetrogeen mengsel van een vaste stof en gas

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat is een legering

A

2 vaste stoffen samensmelten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Geef de scheidingstechnieken

A

ssorteren, zeven, destileren, decantere, indampen, filteren, centifugeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is het verschil tussen indampen en decanteren

A

Bij indampen scheid je een homogeen(niet onderscheiden) mengsel met lzaagste kookpunt

En bij decateren scheid je een hetrogeen(onderscheiden) mengsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat is centrifugeren

A

hetrogeen mengsel, snel ronddraaien

16
Q

Verschil indampen en destileren

A

Destilleren: Vloeistof koken en de damp weer vloeibaar maken.
- indampen: Vaste stof verwarmen tot het damp wordt en dan weer vast maken.

17
Q

Wat is een element en wat is een atoom

A

element is verzamelnaam voor alle atomen van dezelfde soort.

18
Q

wat is 6: 3 C6 O

A

6 is de index

19
Q

Wat is 3: 3C6 O

A

3 is de coeificient