Nederlands Flashcards
Schematische afbeeldingen in een informerende tekst
Tabel, boomstructuur, diagram, tijdbalk of een grafiek.
Infographic
Bijzondere vorm van schematische afbeelding; grote afbeelding waarin kleinere afbeeldingen en korte, kernachtige blokjes tekst zijn gecombineerd tot een overzichtelijk geheel.
Hoe vergelijk je informatie uit verschillende teksten met elkaar?
1 Lees de eerste tekst en markeer in deze tekst de hoofdzaken.
2 Verwerk de gemarkeerde informatie: maak een samenvatting, een schema of een mindmap (of een combinatie daarvan). Noteer achter alle informatie tussen haakjes dat deze uit bron 1 komt. Noteer de gegevens van deze bron in een bronnenlijst. (à Handig! § 4 Stappenplan Documenteren).
3 Lees de tweede tekst (bron 2). Noteer ook de gegevens van deze tekst (bron 2) in je bronnenlijst.
4 Leg de informatie uit bron 2 naast de informatie uit bron 1 en vraag je het volgende af:
Welke belangrijke informatie uit bron 1 wordt bevestigd? Markeer deze informatie in bron 2.
Welke belangrijke informatie komt niet voor in bron 1? Markeer deze informatie in bron 2 met een andere kleur. Voeg de nieuwe informatie toe aan je samenvatting, schema of mindmap en zet het nummer van je bron erachter.
Welke belangrijke informatie uit bron 1 wordt tegengesproken? Onderstreep deze informatie. Zoek met behulp van andere bronnen uit welke informatie juist is: die uit bron 1 of die uit bron 2. Pas je samenvatting, schema of mindmap zo nodig aan.
5 Voer stap 3 en 4 uit voor elke nieuwe bron die je gebruikt (bron 3, 4 enz.).
Impliciet standpunt
Indirect verwoord standpunt
Feitelijk argument
Kun je controleren, je kunt nagaan of ze wel of niet waar zijn.
Waarderend argument
Bevat een waardeoordeel, niet iedereen zal het ermee eens zijn.
Sub argument
Onderbouwd een waarderend argument