Meetup 8: Regulatie Flashcards

1
Q

Beschrijf de elektrische fasen van de hartcyclus.

A
  • De sinusknoop (SA-knoop) wordt geactiveerd.
  • Het elektrische signaal verspreid zich over de atria totdat het de atrioventriculaire (AV) knoop bereikt.
  • De AV-knoop vertraagt het signaal (100 ms) waarna contractie van de atria ontstaat.
  • Het elektrische signaal verplaatst zich via het interventriculaire septum richting de Purkinjevezels en de papillaire spiervezels van de rechterventrikel.
  • Hier wordt het elektrische signaal verspreid over de Purkinjevezels en spiervezels rondom de ventrikels. Eenmaal aangekomen op deze plaats, stopt atriale contractie en begint de contractie van de ventrikels.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Op een electrocardiogram (ECG) zijn drie toppen zichtbaar:
- de P-top
- het QRS-complex
- de T-top

Beschrijf wat deze toppen inhouden.

A
  • de P-top is waar er depolarisatie ontstaat van de atria als gevolg van innervatie van de sinusknoop. Hierdoor trekken de atria samen en het bloed richting de ventrikels gepompt wordt.
  • het QRS-complex is waar de ventrikels depolariseren (en dus samentrekken) en de atria repolariseren (en dus ontspannen).
  • de T-top is waar de ventrikels ook repolariseren (en dus ontspannen).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat voor een invloed hebben bètablokkers en ACE-remmers op de functie van het hart?

A
  • Bètablokkers zorgen ervoor dat het hart minder snel en krachtig pompt
  • ACE-remmers zijn bloedvatverwijdende medicijnen en hebben hiermee een bloeddruk verlagend effect.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat gebeurd er met de bloedvoorziening tijdens inspanning? (Oftewel: hoe wordt ervoor gezorgd dat er voldoende zuurstof en voedingsstoffen naar spieren toegaat tijdens inspanning?)

A
  • Het hartminuutvolume neemt toe door stijging van hartslag en slagvolume.
  • De perifere weerstand veranderd, waarbij er vasodilatatie is van actieve gebieden (oftewel spieren die gebruikt worden) en vasoconstrictie is van inactieve gebieden (oftewel spieren/weefsel die niet gebruikt worden).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat gebeurd er met de bloedvoorziening tijdens langdurige intensieve inspanning?

A

De bloeddruk neemt af.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is het effect van krachttraining op de bloeddruk?

A

Door krachttraining verhoog je de weerstand in vaten doordat door krachttraining de druk in de spieren verhoogd. Hierdoor stijgt de bloeddruk (kan stijgen tot 300 mm Hg).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat gebeurd er met de systolische en diastolische bloeddruk tijdens steady rate exercise?

A

De SBP stijgt om de verhoogde zuurstofbehoefte van spieren bij te houden. De DBP blijft gelijk doordat de bloedvaten in de spieren zich verwijden. Hierdoor neemt de weerstand af en hoeft de druk niet toe te nemen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Noem manieren op hoe het hart wordt gereguleerd via:
- intrinsieke regulatie
- extrinsieke regulatie

A

Intrinsieke regulatie:
- via de SA- en AV-knoop
- via de autoritmische cellen

Extrinsieke regulatie:
- neuraal
- hormonaal
- chemisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat voor invloed heeft het parasympatische en sympatische zenuwstelsel op de hartfrequentie?

A
  • Parasympatische zenuwstelsel vertraagd de hartslag
  • Sympatisch zenuwstelsel verhoogd de hartslag
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke neurotransmitter is belangrijk voor het parasympatische zenuwstelsel en welke zenuw wordt geïnnerveerd door deze neurotransmitter?

A

Acetylcholine. Deze innerveert de n. vagus.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke neurotransmitters zijn belangrijk voor het sympatische zenuwstelsel en welke zenuw wordt geïnnerveerd door deze neurotransmitters?

A

Catecholamines zoals norepinephrine en epinephrine. Via stimulatie van de n. accelerantes kan zo de hartfrequentie en slagvolume stijgen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat moet er met het zenuwstelsel gebeuren om de hartfrequentie te kunnen laten stijgen?

A

Het parasympatische zenuwstelsel moet geremd worden en het sympatische zenuwstelsel moet gestimuleerd worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welk orgaan kan door het sympatische zenuwstelsel worden gestimuleerd om de hartslag te verhogen?

A

De bijnieren die epinephrine aanmaken en via het bloed kan epinephrine de SA-knoop innerveren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat houdt het exercise pressor reflex in?

A

Hier gaat het om de activering van lokale mechanosensoren in de spieren. Wanneer je een spier aanspant, gaat als direct gevolg de hartfrequentie omhoog. Dit is efficiënter dan het wachten op chemoreceptoren die reageren op veranderingen in het bloed als gevolg van inspanning.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is het gevolg van een harttransplantatie op de hartfrequentie?

A

Na een harttransplantatie is het hart denervated, wat betekent dat deze zenuwconnecties worden verbroken. Zonder de remmende invloed van de nervus vagus is de intrinsieke pacemaker van het hart, de sinoatriale (SA) knoop, dominant. De SA-knoop heeft een eigen intrinsiek ritme van ongeveer 100 slagen per minuut

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is het gevolg van een cervicale dwarslaesie op de hartfrequentie?

A

Een cervicale dwarslaesie leidt doorgaans tot een verlaagde hartfrequentie (bradycardie) door het verlies van sympathische innervatie van het hart (nervus accelerantes). Het parasympathische systeem (nervus vagus) behoudt zijn invloed, waardoor de remming van de hartslag dominant wordt.

17
Q

In de aortaboog en halsslagader zitten baroreceptoren. Wat gebeurd er als de bloeddruk op deze locaties stijgt?

A

Dit leidt tot stimulatie van het parasympatische zenuwstelsel en remming van het sympatische zenuwstelsel. Hierdoor daalt het hartminuutvolume (incl. HF en SV), ontstaat er vasodilatatie om de weerstand weer te verlagen, waardoor uiteindelijk de bloeddruk weer kan dalen.

18
Q

Noem processen/moleculen die belangrijk zijn voor het veroorzaken van vasodilatatie.

A
  • Een verhoogde bloedstroom
  • Een verhoogde temperatuur
  • PCO2, pH
  • ADP
  • Mg2+ en Ca2+
  • NO
19
Q

Wat is de rol van NO (stikstofmonoxide) bij de regulering van vasodilatatie?

A

NO is een zogenaamde ‘endothelium-derived relaxing factor’. Endotheelcellen kunnen dus NO uitscheiden, waarna NA sympatische vasoconstrictie kan inhiberen en vasodilatatie van glad spierweefsel kan stimuleren. NO kan ook vrijkomen uit autonome neuronen of uit medicijnen.