Meetup 7: Circulatie Flashcards
Wat gebeurd er met de zuurstofinname wanneer de intensiteit van inspanning opgehoogd wordt?
Er is een stapsgewijze toename van de VO2 naarmate inspanning toeneemt (tot aan VO2max)
Wat houdt de Fick vergelijking in?
De Fick vergelijking is een manier om de VO2 te berekenen. Dit wordt gedaan a.d.h.v. het hartminuutvolume (HMV) en het arteriële-veneuze O2 verschil (a-VO2diff).
Er zijn twee manieren om de VO2 te berekenen, namelijk m.b.v.:
- Fick vergelijking
- CO2 afgifte
Ondanks dat beide manieren een zicht geven op de VO2, zit er verschil in de manier hoe deze twee manieren gebruikt/geïnterpreteerd kunnen worden. Wat wordt hiermee bedoeld?
Dat de Fick vergelijking gebruik maakt van wat er daadwerkelijk ‘binnen’ het lichaam gebeurd. De VO2 berekenen a.d.h.v. de CO2 afgifte, maakt alleen gebruik van wat er buiten het lichaam gebeurd en geeft dus niet direct inzicht op lichamelijke processen.
Wat bepaald het hartminuutvolume (HMV)?
De hartfrequentie en slagvolume.
Waarom is de linkerventrikel groter dan de rechter? En in welke situatie is ook de rechterventrikel vergroot?
De linkerventrikel is groter omdat het bloed tegen een grotere weerstand door het lichaam moet pompen.
De rechterventrikel is vergroot bij longziekten, wanneer er een grotere weerstand in de longen is waartegen de rechterventrikel moet pompen.
Waarom krijgen de kransslagaders rondom het hart meer bloed tijdens inspanning?
Om ervoor te zorgen dat het hart goed kan werken tijdens inspanning.
Het hart werkt op basis van drukverschillen. Beschrijf hoe het hart het bloed rondpompt door het lichaam.
- Tijdens de diastole van de atria worden de atria gevuld met bloed.
- Wanneer de atria worden geïnnerveerd, trekken ze samen (systole) en wordt er bloed richting de ventrikels gepompt.
- De systole van de atria stopt en hierna worden de ventrikels geïnnerveerd waardoor ze samentrekken (systole). Hierdoor sluiten de AV-kleppen. Er is nog niet genoeg druk opgebouwd om de halvemaanvormige kleppen te openen.
- Wanneer door systole van de ventrikels de druk oploopt in de ventrikels (en deze hoger wordt dan de druk in de arteriën), openen de halvemaanvormige kleppen zich richting de longen en de rest van het lichaam, waardoor bloed uit de ventrikels stroomt.
- De diastole van de ventrikels begint, waardoor de druk in de ventrikels daalt. Hierdoor stroomt bloed terug richting de ventrikels, waardoor de halvemaanvormige kleppen weer sluiten (om te voorkomen dat bloed terug de ventrikels instroomt). Gelijktijdig zijn de atria nog ontspannen (diastole) en vullen de atria zich weer met bloed.
- Wanneer zowel de atria als ventrikels zich in diastole bevinden, vullen ook de ventrikels zich passief met bloed.
- Systole van de atria ontstaat weer en de fasen van het hart worden weer doorlopen.
Beschrijf de drukverdeling van het vaatbed.
De drukverdeling van hoog naar laag is als volgt:
- aorta
- arteriën
- arteriolen
- capillairen
- venules
- venen
- vena cava
Verklaar het verschil (oftewel de afname) in druk tussen aderen en venen.
Naarmate het vaatbed veranderd van aderen naar venen, wordt het vaatbed groter en ontstaan er meer openingen. Hierdoor neemt de druk af.
Wat bepaald de ‘mean arterial pressure (MAP)’?
De systolische en diastolische bloeddruk:
- systolische bloeddruk is de maximale druk aanwezig in aders/vaten
- diastolische druk is de minimale druk aanwezig in aders/vaten
MAP = DPB + 1/3 (SBP - DBP)
Tijdens toenemende inspanning neemt het hartminuutvolume steeds meer toe. Beschrijf wat er gebeurd met de hartfrequentie en het slagvolume tijdens toenemende inspanning.
Het slagvolume (SV) stijgt, maar komt uiteindelijk tot een threshold waarnaar SV niet meer stijgt. Als gevolg hiervan moet de hartfrequentie blijven stijgen, om ervoor te zorgen dat er voldoende bloed door het lichaam kan blijven stromen.
Waarvan is het slagvolume (SV) afhankelijk?
Van het eind-diastolisch volume (EDV) en eind-systolische volume (ESV) -> SV = EDV - ESV.
Leg uit hoe het eind-diastolisch volume afhankelijk is van de grootte van het hart.
De grootte van het hart wordt bepaald door de pre-load, oftewel de rek die het hart ondervindt tijdens de einddiastolische fase van de ventrikels. De rek die het hart hier ondervindt wordt bepaald door de mate van vulling, oftewel hoeveel veneuze terugstroom er vanuit het lichaam plaatsvindt richting het hart.
Het eind-diastolisch volume (EDV) wordt beïnvloed door de lengte-kracht relatie (ook wel het Frank-Starling mechanisme genoemd). Wat houdt dit in?
Het hart past zich aan aan de verschillende hoeveelheden bloed die het ontvangt. Wanneer er een groter bloedvolume de ventrikels binnenkomt, worden de spiervezels van het hart uitgerekt (hiermee stijgt dus de pre-load op het hart). Hierdoor neemt de kracht van contractie toe. Wanneer het EDV dus toeneemt, zal de contractie van het hart ook sterker zijn.
Wat is de relatie tussen de contractiliteit, de after-load van het hart en het eind-systolische volume (ESV)?
- Wanneer de contractiliteit van het hart toeneemt, wordt er meer bloed uit de ventrikels gepompt waardoor het ESV daalt.
- De afterload omschrijft de weerstand die het hart moet overwinnen om het bloed in de aorta of longslagader te pompen. Wanneer er een hogere afterload is, houdt dit in dat het hart tegen een grotere weerstand moet werken. Hierdoor moet het hart meer moeite doen om bloed weg te pompen en blijft er vaak meer bloed in de ventrikels achter. Hierdoor stijgt de ESV.