H9: Energy expenditure during rest and physical activity Flashcards

1
Q

Wat zijn de gemiddelde waardes voor zuurstofinname en kCal voor het basale metabolisme?

A

160-290 mL zuurstof / min
0.8-1.43 kCal / min

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waar is de gemiddelde zuurstofinname en kCal voor het basale metabolisme afhankelijk van?

A

De waardes zijn afhankelijk van geslacht, leeftijd, lichaamsgrootte, vet-vrije massa en gezondheidsstatus.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Maak de zin af:

BMR ligt altijd …. (lager/hoger/gelijk) dan het RMR.

A

BMR ligt altijd lager dan het RMR.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

‘Allometric scaling’ kan gebruikt worden om een associatie te vinden tussen lichaamsgroottevariabelen (zoals lengte, lichaamsmassa, vet-vrije massa, etc.) en andere variabelen zoals spiersterkte of aerobe capaciteit. Wat is het nut van het gebruik van ‘allometric scaling’?

A

Hierdoor kunnen er statistische vergelijkingen gemaakt worden tussen individuen of groepen met grote verschillen in lichaamsgrootte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Vrouwen hebben een lagere BMR (5-10%) dan mannen, wat verklaart kan worden door het hogere vetgehalte en lagere vet-vrije massa in vrouwen. Het BSA (body surface area) kan gebruikt worden om het BMR te berekenen. Waar moet je rekening mee houden als je het BSA berekent voor een bepaalde groep?

A

Dat het een ‘same-sex group’ is (of BMR dat wordt berekend voor een individu).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke andere maat kan gebruikt worden om het BMR of RMR te berekenen?

A

De vet-vrije massa (FFM) (ervan uitgaande dat je de FFM berekent voor een ‘same-sex group’ of een individu).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Per 10 jaar neemt het BMR met ongeveer 2-3% af. Waardoor kan deze afname verklaard worden?

A

De lichaamssamenstelling veranderd met ouderdom. Deze neemt in vet-vrije massa af en/of neemt in lichaamsvet toe. Deze verandering zorgt ervoor dat het metabolisme afneemt, maar tegelijkertijd daalt de snelheid/efficiëntie van het metabolisme ook af met ouderdom.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Individuen in de leeftijd 20-40 jaar hebben een gemiddelde BMR van 38 kCal/m2/uur (voor mannen) en 35 kCal/m2/uur (voor vrouwen). Hoe kan de stofwisseling per uur berekend worden?

A

Door BMR te vermenigvuldigen met BSA

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat wordt er bedoeld met BMR normaliteit (normalcy)?

A

Het vergelijken van iemand zijn daadwerkelijke BMR (gemeten m.b.v. indirecte calorimetrie) met het gemiddelde/standaard BMR voor dezelfde leeftijd en geslacht. Alle waardes die binnen +/- 10% van elkaar vallen, wordt gezien als een normale/gezonde BMR.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Een BMR van 36.5 wordt gemeten m.b.v. indirecte calorimetrie voor een vrouw van 20 jaar. De standaard BMR voor dezelfde leeftijd en geslacht is 35.3. Bereken/bepaal of de BMR van deze vrouw wordt gezien als een ‘normale/gezonde’ BMR.

A

Het verschil wordt bepaald door de volgende berekening: (gemeten BMR - standaard BMR) x 100 / standaard BMR

Dus:

(36.5 - 35.3) x 100 / 35.3 = +3.4~%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe kan het dagelijks energieverbruik in rust (resting daily energy expenditure; RDEE) berekend worden?

A

BMR x BSA

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Bereken het dagelijks energieverbruik in rust (resting daily energy expenditure; RDEE) voor de volgende persoon:

  • Vrouw
  • 50 jaar
  • BMR: 35.0 kCal/m2/uur
  • BSA: 1.40 m2
A

35 x 1.40 = 49 kCal/hr

49 x 24 = 1140 kCal per dag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Het dagelijks energieverbruik in rust (resting daily energy expenditure; RDEE) kan ook berekend worden aan de hand van de volgende formule:

RDEE (kCal per dag) = 370 + 21.6 x FFM (kg)

Bereken de RDEE voor een man die 90.9 Kg weegt, waarvan 21% lichaamsvet is en 71.7 kg FFM is.

A

RDEE (kCal per dag) = 370 + 21.6 x 71.7 = 1918.72

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welk orgaan heeft het grootste energieverbruik in rust (RMR)?

A

De lever (27% van RMR)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waarom zorgt een eiwitrijke maaltijd voor een hoog thermisch effect (25% van de totale caloriewaarde van de maaltijd)?

A

Door de activatie van verschillende verteringsprocessen. Daarbij vergt het meer energie van de lever om eiwitten te maken en/of het omzetten van aminozuren tot glucose of triacylglycerol.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Verklaar waarom ‘endurance-trained’ individuen vaak een lagere dieet-geïnduceerde thermogenese (DIT) hebben in vergelijking tot individuen die hiervoor niet getraind zijn?

A

Deze observatie is te verklaren doordat het lichaam zich adapteert aan de fysieke activiteit. Hierbij is er sprake van een ‘calorie-sparing adaptation’ om zo energie en glycogeen te besparen die nodig zijn voor tijdens fysieke training.

17
Q

Wat verklaart de stijging in rustmetabolisme in extreme kou?

A

Bibberen door kou genereert lichaamswarmte zodat de kerntemperatuur van het lichaam stabiel blijft.

18
Q

Physical Activity Ratio (PAR) kan gebruikt worden om de intensiteit van een bepaalde fysieke activiteit te classificeren. Dit wordt gedaan door te kijken naar de ratio tussen de energiebehoefte voor de fysieke activiteit en de energiebehoefte tijdens rust. Op basis van PAR zijn er drie activiteitsniveaus:

lichte activiteit
zware activiteit
maximale activiteit

Wat is het verschil tussen de drie PAR niveaus?

A

lichte activiteit: de zuurstofinname is hierbij 3x zo hoog als de zuurstofbehoefte in rust.

zware activiteit: de zuurstofinname is hierbij 6-8x zo hoog als de zuurstofbehoefte in rust.

maximale activiteit: de zuurstofinname is hierbij >9x zo hoog als de zuurstofbehoefte in rust.

19
Q

Maak de zinnen af:

  • 1 MET is gelijk aan … mL/min zuurstofinname in rust voor mannen.
  • 1 MET is gelijk aan … mL/min zuurstofinname in rust voor vrouwen.
  • Fysieke activiteit op 2x MET voor een man is gelijk aan … mL/min zuurstofinname.
A
  • 1 MET is gelijk aan 250 mL/min zuurstofinname in rust voor mannen.
  • 1 MET is gelijk aan 200 mL/min zuurstofinname in rust voor vrouwen.
  • Fysieke activiteit op 2x MET voor een man is gelijk aan 500 mL/min zuurstofinname.
20
Q

Wat is de zuurstofinname in rust voor 1 MET per kg lichaamsmassa?

A

1 MET = 3.5 mL/kg/min

21
Q

Er bestaat een proportionele relatie tussen lichaamsmassa en energieverbruik. Individuen met dezelfde lichaamsmassa verbruiken ongeveer dezelfde hoeveelheid zuurstof. Hiermee kan dus aan de hand van de lichaamsmassa voorspelt worden hoe veel energie iemand verbruikt tijdens een gewichtsdragende activiteit zoals wandelen.

Maakt het voor deze relatie uit of iemand aankomt in vet-vrije massa of in vet?

A

Nee, het maakt niet uit of het nou gaat om een toename in vet-vrije massa, vet of zelfs het gebruik van een gewichtsvest.