Management in een wereldwijde omgeving Flashcards

1
Q

wat is management in wereldwijde omgeving

A

Midden jaren 1990 - 2018 (25 jaar) => sterke globalisering economie:

Klanten, concurrenten, werknemers, leveranciers wereldwijd verspreid en
geconnecteerd

Toenemende welvaart en lagere handelsbarrières

Þ Groei output, nog sterkere groei wereldhandel (export en import)

Þ Toename Directe Buitenlandse Investeringen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Verplaatsen van productie via ……

A

Outsourcing (uitbesteding)
Offshoring (delokalisatie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Outsourcing (uitbesteding)

A

= Contract waarbij externe partij goederen of diensten produceert voor de onderneming (ook thuisland)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Offshoring (delokalisatie)

A

= Het verplaatsen van de activiteit naar een ander land, vaak met lagere loonkosten.
In buitenlands filiaal van eigen bedrijf

Keerzijde offshoring:

  • Reiskosten, kosten training en kwaliteitscontrole, “supply chain*”
    problemen, taal- en culturele barrières, klanten die ‘lokaal’ willen
    kopen.
  • Stijgende arbeidskosten, ook in lagere-loonlanden.
  • Politieke druk in thuisland

Antwoord:
Þ Inshoring: terug naar het thuisland, land van hoofdkantoor.
Þ Insourcing: uitoefening activiteit opnieuw binnen de onderneming.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Offshoring vooral interessant in geval van:

A

Gestandaardiseerde productie wereldwijd prijs is belangrijkste concurrentievoordeel (vb.
rekenmachines)

Automatisering, kostenbesparing in thuisland is moeilijk (vb. call
centers)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

regulator van internationale handel

A

Wereldhandelsorganisatie (WTO)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Europa

A

EU

Voor internationale ondernemingen:
* Aantrekkelijke, grote markt
* Aanwezigheid vaardigheden, kennis, hooggeschoolde arbeid

Recente uitdagingen => onzekerheid: financiële crisis, eurocrisis, Brexit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

noord amerika

A

NAFTA (North-American Free Trade Agreement) (1994)
VS, Canada, Mexico
=> USMCA (US-Mexico-Canada Agreement) (2018)

Vrijhandelsakkoord op vlak van importheffingen, investeringen, intellectuele
eigendom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Zuid-Amerika

A

MERCOSUR: douane-unie Zuid-Amerika
Vrij verkeer goederen en diensten in douane-unie

Gemeenschappelijke (externe) invoerheffingen op goederen van buiten de
douane-unie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

China

A

groeiende middenklasse,
sterke (hoewel recent
stagnerende) economische groei,
grootste uitvoerder,
grootste verbruiker grondstoffen, staal en cement

  • Middenklasse koopt meer producten (invoer en lokaal) => verschuiving focus
    van export naar binnenlandse consumptie
  • Concurrentievoordeel door lage loonkost, doch dreiging van nieuwe lage-
    loonlanden (Bangladesh, India, Filipijnen, Vietnam)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

India

A

sterke economische
ontwikkeling,
groeiende actieve bevolking

  • Armoede en ongelijkheid blijven een probleem
  • Locatie voor software-ontwikkeling, call centers
  • Sterke vraag naar werkkrachten met technische skills en kennis Engels
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

aziatische corporaties

A

APEC (Asia-Pacific Economic
Cooperation)
verlaagde importheffingen en bescherming intellectuele eigendom

ASEAN – (Association of Southeast Asian Nations)

Economische, politieke, culturele, militaire … integratie
Bevorderen van handel door lage importheffingen (0-5%)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Midden-Oosten

A

Grootste olieproducent, met Azië als grootste afnemer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Afrika

A

Groeimogelijkheden ondanks uitdagingen zoals armoede,
politieke instabiliteit en gezondheidsproblemen

Opportuniteiten voor ondernemingen, vb. mobiele telefonie

Aanwezigheid (10 000) Chinese bedrijven (staal, bouw,
grondstoffen,..)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Nood aan globale integratie

A
  • Kostenreductie is belangrijk
  • Prijs is belangrijk concurrentie-element
  • Gestandaardiseerde productie, schaalvoordelen
  • Centrale coördinatie, vb. aankoop grondstoffen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Nood aan responsiviteit

A

Aanpassing van producten en marketing naargelang:
- smaken en kenmerken in verschillende markten
- verschillende gebruiken en gewoontes
- regelgevingen, economische en politieke situatie in markten

9
Q

Globaal model

A

Hoog nood aan globaal integratie en laag nood aan responsitiviteit
Onderneming ziet wereld als 1 markt (geen
grote smaakverschillen

Centrale besluitvorming en scherpe controle
over wereldwijde activiteiten door
moederbedrijf

bv microsoft

10
Q

Transnationaal model

A

Hoog nood aan globaal integratie en hoog nood aan responsitiviteit bv mcdonalds

10
Q

Internationaal model

A

laag nood aan globaal integratie en laag nood aan responsitiviteit

Bereiken van schaalvoordelen, kosten-
efficiëntie en aanpassing aan lokale
markt is beperkt

bv starbucks

11
Q

Multinationaal model

A

laag nood aan globaal integratie en hoog nood aan responsitiviteit

Grote mate van autonomie bij
buitenlandse vestigingen, door specifieke
lokale merken (lokale responsiviteit)

bv. heineken, heinz

12
Q

Toetredingswijzes internationale markt

A

Export
Internationale licentie
Franchise
Joint venture
Dochtermaatschappij

13
Q

internationale licentie

A

het recht geeft om
bepaald product te
produceren tegen bepaalde
fee (meestal royalties op
verkochte volume).
Voorbeelden
Netflix in China (aan
bestaande online service
providers)

13
Q

Franchise

A

merknaam
te gebruiken in ruil voor deel in
winst

14
Q

Joint venture

A

Samenwerkingsverband
tussen bedrijven die nieuw
bedrijf opzetten en delen
in winst/verlies

15
Q

Dochtermaatschappij

A

Filiaal dat 100%
eigendom is van
moederbedrijf

15
Q

Expatriates (expats)

A

Werknemers moederbedrijf
die werken in buitenlands
filiaal

16
Q

Werknemers gastland

A

Inwoners van land waar
buitenlands filiaal is gevestigd
* Kosten minder, zijn meer
beschikbaar, vertrouwd met
cultuur en taal

16
Q

Werknemers derde
landen

A

Inwoner van ander land dan
thuisland of gastland van
buitenlands filiaal

17
Q

Inpatriates (inpats)

A

Buitenlandse werknemers die in
moederbedrijf komen werken

18
Q

Ethnocentrisme

A

De neiging een cultuur te
beoordelen vanuit het standpunt
van de eigen cultuur, die als
superieur wordt veronderstel

19
Q

De 6 culturele dimensies van Hofstede

A

Machtafstand

Onzekerheidsvermijding

Individualisme versus collectivisme

Masculiniteit versus femininiteit

Lange-termijn versus korte-termijn oriëntatie

Toegeeflijkheid en uitbundigheid versus terughoudendheid

20
Q

Machtafstand

A

De mate waarin de cultuur/maatschappij aanvaardt dat macht ongelijk verdeeld is (vb.
tussen baas en werknemer, man en vrouw, ouder en kind)

21
Q

Individualisme versus collectivisme

A

Mate waarin mensen voor zichzelf opkomen versus vooral loyaal zijn tegenover de groep

21
Q

Onzekerheidsvermijding

A

De mate waarin mensen in een cultuur moeilijk omkunnen met onzekerheid en ambigüe
situaties (cfr. sterke regelgeving, hoge werkzekerheid)

22
Q

Masculiniteit versus femininiteit

A

Mate waarin cultuur eerder assertief, dominant en prestatiegericht is versus bescheiden en
eerder zorggericht

23
Q

Lange-termijn versus korte-termijn oriëntatie

A

Mate waarin maatschappij vooral gericht is op de toekomst, tijd neemt (LT) (plannen

24
Q

Toegeeflijkheid en uitbundigheid versus terughoudendheid

A

Mate waarin cultuur impulsen en vreugde toelaat versus eerder gericht is op zelfbeheersing.