motivatie Flashcards

1
Q

Intrinsieke ‘motivatie’

A

Sturen van gedrag
werknemers door
MOTIVATIE

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Extrinsieke motivatie

A

Sturen van gedrag
werknemers door
CONTROLE

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Behaviorisme

A

Elk gedrag is aangeleerd door de omgeving

Behaviorisme is vooral gefocust op observeerbaar
gedrag

Gedrag is het resultaat van stimulus-respons

vergelijken ons gedrag met dieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Klassieke conditionering

A

Pavlov

stimulus uit de omgeving en een natuurlijk optredende respons

Merken kunnen positieve emoties (zoals plezier) koppelen aan producten door ze te associëren met aantrekkelijke stimuli (zoals muziek of een gelukkige sfeer).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Operante conditionering

A

leerproces op basis van de gevolgen van
bepaald gedrag

Reinforcers (“bekrachtigers”): Responses uit de omgeving die de kans verhogen dat
gedrag herhaald wordt. Bekrachtigers kunnen positief of negatief zijn. bv snoep

Punishers (“bestraffers”): Responses uit de omgeving die de kans verkleinen dat
bepaald gedraag herhaald zal worden. bv schok

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Verwachtingstheorie (Vroom)

A
  1. Expectancy (verwachting):
    verwachting dat je een bepaald resultaat kunt behalen door een bepaalde inspanning te leveren
  2. Instrumentality (instrumentaliteit):
    de overtuiging dat je prestaties ook daadwerkelijk beloond zullen worden
  3. Valence (waarde):
    Dit is de waarde die je hecht aan de uitkomst of beloning. Het gaat erom hoe belangrijk of aantrekkelijk de beloning voor jou is.
    Hoe meer je waarde hecht aan de beloning, hoe meer gemotiveerd je zult zijn om de benodigde inspanning te leveren.

deze 3 samen zorgen voor motivatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

2 theorieën

A
  • Verwachtingstheorie(Vroom)
  • Equity theorie (Adams)

Beide theorieën zijn gebaseerd op het principe van operante
conditionering.

Ze focussen op de uitkomst van het werk, en niet op de inhoud van het
werk zelf.

Beide theorieën onderzoeken het effect van (financiële beloningen) op
het gedrag van werknemers.

Management kan werknemers in de gewenste richting “sturen” door ze
juiste (financiële) beloningen aan te bieden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Equity theorie (Adams)

A

Als een werknemer merkt dat een collega, die
dezelfde output (salaris) krijgt minder input levert,
zal de werknemer zijn/haar eigen input ook
verlagen (minder hard werken) zodat de
input/output ratio terug gelijk is aan die van
zijn/haar collega’s.

  • Ook omgekeerd: een manager die veel meer
    verdient (output) dan andere managers die
    dezelfde input leveren (even hard werken), zal
    harder gaan werken (meer input leveren) om
    ongelijkheid recht te zetten.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

3 types van gepercipieerde
rechtvaardigheid

A
  1. Distributieve (“verdelende”) rechtvaardigheid: hoe eerlijk zijn volgens de
    werknemer beloningen verdeeld onder individuen?
  2. Procedurele rechtvaardigheid: het toewijzen van beloningen gebeurt
    volgens een transparent en objectief process.
  3. Interactionele rechtvaardigheid: zorg en respect waarmee hij/zij wordt
    behandeld.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Motivatie-Hygiëne theorie

A

Onderzoek van Herzberg: de factoren die negatieve gevoelens over je werk oproepen zijn
verschillend van degene die positieve gevoelens over je werk oproepen. Herzberg maakte
daarom een onderscheid tussen hygiëne- en motivatiefactoren.

Hygiënefactoren: Dissatisfiers
Werk-extrinsieke factoren. Hebben te maken met de omstandigheden
van het werk.

  • Motivatiefactoren: Satisfiers
    Werk-intrinsieke factoren. Hebben te maken met de inhoud van het
    werk.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Self-Determination Theorie (Deci)

A

Intrinsieke motivatie hoogst
wanneer er aan 3 menselijke basisbehoeften
voldaan is:
* Competentie:
* Autonomie:
* Verbondenheid:

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Jobkarakteristieken model
(Hackman)

A

Key Message: Het
jobkarakteristieken model licht
toe hoe jobs ingevuld kunnen
worden zodanig dat ze
intrinsieke motivatie doen
toenemen

hoger psychologisch motiverened jobs

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Link tussen intrinsieke
en extrinsieke motivatie

A

Totale motivatie = intrinsieke motivatie + extrinsieke
motivatie
b.v. een werknemer met een lage intrinsieke motivatie kan
gemotiveerd worden met een bonus of promotie
(extrinsiek)

Self-Determination theorie

Totale motivatie is niet intrinsieke motivatie + extrinsieke motivatie

Wanneer je intrinsiek gemotiveerde werknemers gaat belonen,
kunnen ze het gevoel krijgen dat hun eigen plezier en interesse
niet langer aan de basis ligt van hun gedrag, en dat hun
gedrag bepaalt wordt door beloningen. Daardoor komt hun
gevoel van autonomie in het gedrang, waardoor hun gehele
motivatie zal dalen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Relatie motivatie en prestatie

A

Extrinsieke motivatie werkt bij saaie taken.
Geld vergoedt het gegeven dat je saai werk moet doen

Extrinsieke motivatie werkt bij niet bij uitdagende/creatieve taken
Geld vernauwt het blikveld, vermindert de motivatie om creatief te zijn, na te denken.
Nadruk ligt op doen. We moeten iets oplossen (‘druk’) in plaats van we willen iets
oplossen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly