Lesson 65 Flashcards
Afscheid.
Farewell.
Het is bijna ZOVER.
It is almost TIME.
Volgende week vertrekt Lia.
Next week departs Lia.
Heeft ze alles geregeld?
Has she everything arranged?
Haar PAPIEREN zijn in orde.
Her PAPERS are in order.
En ze is goed VOORUITGEGAAN met het Nederlands.
And she is good IMPROVED with the Dutch (language)
Lia, heb je examen gedaan?
Lia, have you exam done?
Ik ben BENIEUWD hoe het is gegaan.
I am CURIOUS how it is went?
Ik ben GESLAAGD.
Goed hè?
I have PASSED.
Good huh?
Dan heb je je eerste doel BEREIKT.
Than have you your first goal ACHIEVED.
Ja, ik ben TEVREDEN en ook best wel TROTS.
Yes, i am PLEASED and also quite PROUD.
Er is nog veel te doen.
There is still much to do.
Eerst moet ze haar spullen pakken.
First must she her stuff take.
Ze moet veel meenemen.
She must a lot take with.
Dikke en DUNNE kleren.
Thick and THIN clothes.
Een lange en een korte jas, enzovoort.
A long and a short coat, and so on.
In Nederland kun je IMMERS alle SOORTEN weer VERWACHTEN.
In Holland can you AFTER ALL all kinds of weather EXPECT.
Maar het mag niet meer dan twintig KILO zijn.
But it may not more than twenty KILOS be.
Als ze meer heeft, moet ze extra betalen.
If she more have, must she extra pay.