Lesson 57 Flashcards

1
Q

GELUK.

A

HAPPINESS.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Mensen TREKKEN naar de stad.

A

People MIGRATE to the city.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

In RIJKE landen, maar vooral in ARME landen.

A

In RICH countrys, but mainly in POOR countrys.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de oorzaak?

A

What is the cause?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Op het platteland is weinig werk.

A

On the countryside is little work.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Sommigen zoeken hun geluk in de stad.

A

Some seek their happiness in the city.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Daar BOUWEN ze een nieuw leven OP.

A

There BUILD they a new life (up)

( opbouwen is build)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Landen VERANDEREN daardoor.

A

Countrys CHANGE through this.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Het platteland LOOPT LEEG.

A

The countryside RUNS EMPTY.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

De steden GROEIEN ENORM.

A

The citys GROW ENORMOUSLY.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe is het om in een grote stad te wonen?

A

How is it for in a big city to live?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Ik hou van het leven in de stad.

A

I love the life in the city.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Een goede baan is voor mij in ieder geval belangrijk.

A

A good job is for me in any case important.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

En de kans DAAROP is in een stad GROTER.

A

And the change ON IT is in a city BIGGER.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

En in een stad IS meer TE DOEN.

A

And in a city IS more TO DO.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Je kunt naar de film of een voorstelling.

A

You can go to the movie or a performance.

(Naar is go to)

17
Q

Er is ZEER veel KEUS.

A

There is VERY much CHOICE.

18
Q

Jullie wonen al je hele leven in de stad.

A

You live all your whole live in the city.

19
Q

Zullen jullie OOIT naar een DORP VERHUIZEN?

A

Shall you EVER to a VILLAGE MOVE?

20
Q

Misschien later, als we kinderen hebben.

A

Maybe later, if we children have.

21
Q

Voor een gezin met kleine kinderen heeft de stad nadelen.

A

For a family with little children has the city disadvantages.

22
Q

Zoals het DRUKKE verkeer.

A

Like the BUSY traffic.

23
Q

Maar VOORLOPIG blijven wij hier wonen.

A

But FOR NOW stay we here live.

24
Q

Ga je wel eens de stad UIT?

A

Go you some times the city OUT?

25
Natuurlijk. Meestal op zondag.
Of course. Mostly on sunday.
26
Heerlijk met mijn man in de vrije natuur wandelen.
Joyfully with my man in the free nature walk.
27
En ZOMERS naar het strand, in de ZON liggen.
And (in the) SUMMER to the beach, in the SUN lay.
28
Genieten van een vrije dag.
Enjoying from a free day.
29
En lekker bruin worden.
And nice brown become. (They mean:getting a tan from the sun)
30
WAT doe jij in het weekend? -Genieten van een vrije dag.
WHAT do you in the weekend? Enjoying from a free day.
31
WAT VOOR werk doet jouw man? -Hij werkt in de haven.
WHAT KIND work does your man? He works in the harbor.
32
WANNEER ga je de stad uit? -In het weekend.
WHEN go you the city out? In the weekend.
33
WAAROM lig je in de zon? -Om bruin te worden.
WHY lay you in the sun? For brown to become.
34
WAAROM verlaten ze de dorpen? -Omdat er weinig werk is.
WHY leave they the villages? Because there little work is.
35
In welke landen trekken mensen naar de stad?
Answer in Dutch.
36
Wat is de oorzaak?
Answer in Dutch.
37
Loopt in jouw land het platteland ook leeg?
Answer in Dutch.
38
Waar is de kans op werk het grootst?
Answer in Dutch.
39
Wat zijn de nadelen van het wonen in de stad volgens jou?
Answer in Dutch.