Lesson 64 Flashcards

1
Q

REGELS.

A

RULES.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Als je in Nederland woont, moet je de Nederlandse regels kennen.

A

If you in Holland live, must you the Dutch rules know.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Je moet JE AAN de wet HOUDEN.

A

You must YOU ON to the law HOLD.

(Hold on to the law)
(Obey the law)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Anders krijg je problemen.

A

Otherwise get you trouble.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

TWIJFEL je wat wel of niet mag?

A

DOUBT you what is or is not allowed?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Vraag het of ZOEK het OP via internet.

A

Ask it or LOOK it UP via internet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Er zijn regels voor het verkeer.

A

There are rules for the traffick.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Rij niet door rood, dat weet iedereen.

A

Ride not through red, that knows everyone.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

WEES VOORZICHTIG en wacht TOT het groen is.

A

BE CAREFUL and wait Till it green is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Ga je fietsen in het DONKER?

A

Go you cycle in the DARK?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Zorg dat je goed licht hebt.

A

Care that you good light have.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Fietsen zonder licht is GEVAARLIJK.

A

Cycling without light is DANGEROUS.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Het is de oorzaak van veel ONGELUKKEN.

A

It is the cause of many ACCIDENTS.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Als de politie je pakt, krijg je BOVENDIEN een bon:
Dertig euro.

A

If the Police you catch, get you MOREOVER a ticket:
Thirty euro.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Jammer van het geld.

A

Unfortunate of the money.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Voor het sociale verkeer zijn er ook regels.

A

For the social traffick are there also rules.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

De BEDOELING van die regels:
VOORKOMEN dat mensen LAST VAN elkaar HEBBEN.

A

The purpose of those rules:
PREVENT that people BOTHER OF each other HAVE.

18
Q

Zet de TV of radio niet te hard.

A

Put the TV or radio not too loud.

19
Q

Hou een beetje rekening met de buren.

A

Take a little in account the neighbours.

20
Q

Zelfs binnen het gezin GELDEN ALGEMENE regels.

A

Even within the family APPLY GENERAL rules.

21
Q

Ouders moeten goed voor hun kinderen zorgen.

A

Parents must good for their children care.

22
Q

Een man mag zijn vrouw niet SLAAN.

A

A man may his wife not HIT.

23
Q

ANDERSOM mag uiteraard ook niet.

A

OTHERWISE may of course also not.

24
Q

Nog iets:
Kinderen moeten naar school.

A

Yet something:
Children must to school.

25
Q

De OVERHEID controleerd dat.

A

The GOVERNMENT checks that.

26
Q

Blijven ze zomaar thuis?

A

Stay they Just like that home?

27
Q

Dan kunnen de ouders een FLINKE BOETE krijgen:
Een soort financiële STRAF.

A

Than can the parents a LARGE FINE get:
Kind of financial PUNISHMENT.

28
Q

Wat een regels, hè!

A

What a rules, huh!

29
Q

Die hoef je ECHTER niet allemaal te kennen.

A

That have you HOWEVER not all to know.

30
Q

Gebruik je gezond VERSTAND.

A

Use your COMMON SENSE.

31
Q

Dat is meestal voldoende.

A

That is usually enough.

32
Q

Dat HERINNER IK ME nog goed.
(Zich herinneren)
Dat HERINNER JIJ JE ook nog goed?

A

That REMEMBER I MYSELF still good.
(Himself remember)
That REMEMBER YOU YOURSELF also still good.

33
Q

HIJ HERINNERT ZICH dat nog goed.

ZIJ HERINNERT ZICH dat niet meer.

A

HE REMEMBERS HIMSELF that still good.

SHE REMEMBERS HERSELF that no more.

34
Q

IK moet ME aan de wet HOUDEN.
(ZICH houden aan)

JE moet JE ook aan de wet HOUDEN.

A

I must ME to the law HOLD
(Himselve hold to)

YOU must YOURSELF also to the law HOLD.

35
Q

En U ook: U moet ZICH ook aan de wet HOUDEN.
IEDEREEN moet ZICH aan de wet HOUDEN.

A

En YOU also: YOU must YOURSELF also to the law HOLD.
EVERYONE must THEMSELVES to the law HOLD.

36
Q

IK KLEED ME AAN.
(ZICH aankleden)

Hoe laat KLEED JIJ JE AAN?

A

I DRESS MYSELF.
(GET dressed)

How late DRESS YOU YOURSELF?

37
Q

ANNA KLEED ZICH vroeg aan.

ZIJ KLEEDT ZICH om half zeven aan.

A

ANNA DRESSES HERSELF early.

SHE DRESS HERSELF at half seven.

38
Q

Waarom moet je de regels in een land kennen?

A

Answer in Dutch.

39
Q

Welke dingen mogen niet in Nederland?
Noem twee voorbeelden.

A

Answer in Dutch

40
Q

Wat mag wél in Nederland maar niet in jouw land?

A

Answer in Dutch.

41
Q

Welke regels voor het sociale verkeer zijn er?

A

Answer in Dutch.

42
Q

Waarom moeten kinderen naar school?

A

Answer in Dutch.