Lesson 39 Flashcards
Daan en Bart zijn vroeg wakker.
Daan and Bart are early awake.
Ze moeten vandaag VOETBALLEN.
They must today PLAY FOOTBALL.
VANOCHTEND spelen ze een wedstrijd.
THIS MORNING play they a contest.
Ze moeten WINNEN.
Daan heeft ERVAN GEDROOMD.
They must WIN.
Daan has OF IT DREAMED.
HOEWEL Daan EEN STUK OUDER is,
spelen de broers toch in DEZELFDE PLOEG.
ALTOUGH Daan A LOT OLDER is,
play the brothers however in THE SAME TEAM.
HOEWEL Daan EEN STUK OUDER is,
spelen de broers toch in DEZELFDE PLOEG.
ALTOUGH Daan A LOT OLDER is,
play the brothers however in THE SAME TEAM.
Bij de JEUGD tot twaalf jaar.
At the YOUTH till twelve year.
De wedstrijd START om tien uur.
Het GRAS is nog nat.
The contest STARTS at ten o ‘clock.
The GRASS is still wet.
Bart staat in het doel.
LOGISCH want hij is VRIJ lang.
Bart stands in the goal.
LOGICALLY because he is QUITE tall.
Daan speelt NORMAAL aan de LINKERKANT, langs de LIJN, vandaag staat hij CENTRAAL.
Daan plays NORMALLY on the LEFT SIDE, along the LINE, today stands he central.
De eerste HELFT spelen ze ZWAK.
The first HALF play they WEAK.
Daan RAAKT de BAL TELKENS VERKEERD.
Daan HITS the BALL EVERY TIME WRONG.
Hij RENT en SPRINGT, maar het LUKT gewoon niet.
He RUNS and JUMPS, but it SUCCEEDS just not.
Bart is ook niet IN VORM, hij is niet SCHERP.
Bart is also not IN SHAPE, he is not SHARP.
Je staat te SLAPEN, ROEPT Daan naar zijn BROER.
You stand to sleep, SHOUTS Daan to his BROTHER.
Een SPELER van de andere ploeg krijgt de bal.
A PLAYER of the other team gets the ball.
Hij SCHIET HARD op het doel.
He SHOOTS HARD at the goal.
Bart PAKT de bal maar LAAT die UIT zijn handen VALLEN.
Bart TAKES the Ball but LET it OUT his hands FALL.
Een andere speler REAGEERD VLUG: één-nul.
An other player REACTS QUICKLY:
one-zero.
Dan is het rust.
Then is it rest.
Ik ZIT TE denken.
Ze LIGT TE lezen.
Hij STAAT TE slapen.
Wij LOPEN TE praten.
Scroll all the way down.
I SIT TO think. Means i’m thinking.
She LIES TO read.
He STANDS TO sleep. Means he is sleeping.
We WALK TO talk. Means we are talking.
Daan en Bart zijn
…….wakker.
vroeg
Een speler van de andere…….krijgt de bal.
ploeg
Hij schiet……op het doel.
hard
Een andere…..reageerd vlug: één-nul
speler
Is voetbal in jou land een belangrijke sport of niet?
Answer in Dutch.
Van welke sport houdt jij?
Answer in Dutch.
Waarom is het bijzonder dat Bart en Daan in dezelfde ploeg spelen?
Omdat Daan een stuk ouder is.
Wat bedoeld Daan met: Je staat te slapen?
Daan bedoeld dat hij zijn hoofd er niet bij heeft.
(Get your head in the game)
Wat voor fout maakt Bart?
Bart laat de bal uit zijn handen vallen.
Een WEDSTRIJD.
A CONTEST.
