Lesson 34 Flashcards
ZATERDAGOCHTEND, tijd om boodschappen te doen.
SATURDAYMORNING, time to grocerys to do.
Wat hebben we nodig, Maria?
What have we need, Maria?
VAN ALLES.VERS BRUIN en WIT brood, HET LIEFST GESNEDEN, melk EIEREN, Vis, groente en FRUIT.
ALL KINDS OF THINGS.FRESH BROWN and WHITE bread, PREFERABLY CUT, milk, EGGS, fish, vegetables and FRUIT.
De GEWONE dingen.
The NORMAL things.
O ja, we MOETEN ook een CADEAUTJE KOPEN.
Oh yes, we MUST also a PRESENT BUY.
Voor WIE?
For WHO?
Voor Serena.
Die is jarig geweest.
For Serena.
That is birthday been.
VANAVOND geeft ze een feestje.
THIS EVENING gives she a party.
VANAVOND geeft ze een feestje.
THIS EVENING gives she a party.
Wat zullen we kopen?
Bloemen?
Een FLES WIJN?
What shall we buy?
Flowers?
A BOTTLE WINE?
CHOCOLA is een beter idee.
CHOCOLATE is a better idea.
DAAR IS ZE GEK op.
THERE IS SHE FOND (OF).
Serene woont in een NIEUW APPARTEMENT, in een andere buurt.
Serena lives in a NEW APARTMENT, in an other neigherhood.
Hoe KOMEN we daar, Tom?
How COME we there, Tom?
Ik weet de weg.
I know the way.
Ik ben er PAS nog geweest.
I have there RECENTLY yet been.
Dat HERINNER ik ME nog goed.
That REMEMBER i ME yet good.
Laten we op de fiets gaan.
Let’s we on the bike go.
LANGS het WINKELCENTRUM.
BY the MALL.
Tweede straat links.
Second street left.
Tweede straat links.
Second street left.
STEEDS MAAR RECHTDOOR.
STILL STRAIGHT AHEAD.
VOORBIJ de KERK en dan METEEN RECHTSAF.
PAST the CHURCH and then IMMEDIATELY RIGHTOFF.
rechtsaf means turn right
Daar is het.
There is it.
ZONDAGMORGEN.
SUNDAYMORNING.
Tom en Maria ZIJN bij Serena geweest.
Tom and Maria HAVE at Serena BEEN.
Haar feestje WAS GISTERAVOND.
Her party WAS YESTERDAYEVENING.
Het was NOGAL laat AFGELOPEN.
It was RATHER late ENDED.
Gelukkig HOEVEN ze niet vroeg op.
Luckily HAVE they not early up.
It means: Luckely they don’t have to wake up early
De kinderen zijn wel OP TIJD wakker.
The children are yes ON TIME awake.
Die zijn vroeg naar bed GEGAAN.
They have early to bed GONE.
En wat doen ze?
Ze KIJKEN TELEVISIE.
And what do they?
They WATCH TELEVISION.
Dat mag op ZONDAGOCHTEND.
That may on SUNDAYMORNING.
PRETTIG zonder VADER en moeder.
PLEASANT without FATHER and mother.
Het is tijd!
Waarvoor?
Het is tijd OM boodschappen TE doen.
It is time!
What for?
It is time FOR grocerys TO do.
Hij gaat mee.
Waarom?
Hij gaat mee OM de tassen TE dragen.
He go along.
Why?
He goes along FOR the bags TO carry.
Ze gaat naar de apotheek.
Waarom?
Waarvoor?
Ze gaat naar de apotheek OM medicijnen TE halen.
She goes to the pharmacy.
Why?
What for?
She goes to the pharmacy FOR medicine TO get.
Fijn.
Het is niet fijn OM ziek TE zijn.
Fine.
It is not fine FOR sick TO be.
Om doesn’t translate in all the sentences
Leuk.
Is het leuk OM naar Nederland TE gaan?
nice.
Is it nice TO go Netherlands TO go?
De ……dingen.
gewone
…….zonder vader en moeder.
Prettig
Ik ben er……..nog geweest.
pas
Ik weet de…….
weg.
Wanneer doe jij boodschappen?
Answer in Dutch
Wat zijn voor jou de gewone dingen bij boodschappen?
Answer in Dutch.
Wat vind jij een goed cadeautje voor een vrouw?
Answer in Dutch
Hoe laat is een feestje meestal afgelopen?
Elf uur is een feestje meestal afgelopen.
Wie is bij jou thuis op zondag het eerst wakker?
Answer in Dutch
