les 2. Flashcards

1
Q

verschil klinische en histologische sulcus =

A
  • > histologisch: sulcusdiepte stopt aan epithelliale aanhechting
  • > klinisch: sulcusdiepte gemeten vanaf marginale gingivarand doorheen epitheelaanhechting + stukje v bindweefselaanhechting
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

histologische definitie sulcus

A

de afstand in mm vd marginale gingivarand tot de meest coronaal gelegen bindweefsel-vezelige aanhechting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

klinische definitie sulcus

A

we voelen het einde vd sulcus niet. We meten doorheen de epitheelaanhechting tot in de bindweefsel-vezelige aanhechting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wanneer spreken we van een pocket?

A

vanaf >3mm sulcusdiepte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

hoe herstelt de epitheelaanhechting weer na (traumatische) pocketmeting?

A

door celmigratie vanaf de basale laag vh epitheel in coronale richting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

hoe voelt een gezonde bindweefselvezelige aanhechting aan?

A

strak. Gezond, verend, ondiep

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

hoe voelt een ontstoken bindweefselvezelige aanhechting aan?

A

los. ontstoken, zonder weerstand, diep.

afhankelijk v ontstekingsgraad

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

grens tussen gezond uitziend tandvlees en beginnende tandvleesontsteking =

A

= geen duidelijke afgebakende grens

-> zelfs bij klinisch gezond uitziend tandvlees is er altijd minieme activiteit v ontstekingsreactie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

aanhechtingsniveau =

A

de afstand in mm v/e vast punt op het tandoppervlak (meestal GCG) tot aan de meest coronaal gelegen bw-vezelige aanhechting. (verandering in PD verandert niet noodzakelijk AL)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

CAL =

A

= clinical attachment level

= aanhechtingsniveau

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat is betrouwbaarder om op te meten: PD of CAL?

A

CAL opmeten bij 1e consult is betrouwbaarder dan PD om latere veranderingen te beoordelen, want CAL wordt niet beïnvloed door hhyperplasie of recessievorming.
-> maar supragingivaal gelegen punt is praktisch makkelijker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

gevolg toename CAL=

A

steunverlies voor de tand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

aanhechtingsepitheel =

A

grens tussen in- en uitwendig milieu

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

waarom is sulcus niet gekeratiniseerd aan de binnenzijde?

A

omdat (semi)permeabel moet zijn voor passering v creviculaire vloeistof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

sharpey vezels =

A

periodontale vezels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

functie vd vaste gingiva =

A

sulcus dichttrekken om te beletten dat bacteriën in sulcus geraken

17
Q

reële pcoketdiepte =

A

afstand v marginale gingivararand (MGR) tot GCG

-> totale meting

18
Q

met welk instrument kun je best de GCG opsporen?

A

met WHO sonde

19
Q

positieve recessie =

A

wanneer door recessie vd gingiva de rand vd gingiva zich apicaal vd GCG bevindt.

20
Q

negatieve recessie =

A

wanneer de rand vd gingiva zich coronaal vd GCG bevindt

21
Q

definitie pocketdiepte =

A

= de afstand in mm. vd marginale gingivarand tot de meest coronaal gelegen bindweefselvezelige aanhechting
-> cave: subg. tst, intrabony defecten, wortelanatomie

22
Q

recessie =

A

= de afstand in mm van de GCG tot de marginale gingavarand.

indien niet zichtbaar, kan een vulling/kroonrand de gcg vervangen

23
Q

van sulcus naar pocket (4 stappen)

A
  1. gezonde sulcus, met plaque
  2. gingivitis coronaal v epith.aanh. met minieme ontstekingsreactie
  3. aanh.epith. komt los door subgingivale plaque. vervangen door pocketepitheel
  4. apicaalwaartse migratie v epith.aanh. leidt tot parodontitis met verlies van PDL en bot.
24
Q

kenmerken meetinstrumentarium/pocketsonde (2)

A
  1. conisch verlopend

2. op doorsnede rond

25
Q

waarvoor dient bolletje op WHO sonde ?(‘ballpoint probe’)

A

om subgingivaal tst op te sporen

26
Q

wat voor meetinstrumentarium rond implantaten?

A

plastic instrumentarium

27
Q

symptomen gingivitis (5)

A
  1. BOP
  2. rubor
  3. tumor
  4. verdwijnen v stippelaspect
  5. verhoogde pocketdiepte
28
Q

geef de volledige DPSI

A
0 = gezond, NIET BLOEDEND NA sonderen
1 = bop, <3mm
2 = bop, 3mm, EN tst of overhangende restauratie
3 - = pocket 4-5mm, ZONDER RECESSIE
3+ = pocket 4-5mm, MET RECESSIE
4 = pocket >6mm
29
Q

afkorting DPSI =

A

Dutch Periodontal Screening Index

30
Q

aandachtspunten DPSI =

A
  • gemeten interdentaal langs orale zijde
  • tandnummer vd hoogste score wordt genoteerd bij #
  • hoogste score = DPSI score
31
Q

primaire voorwaarde om een score toe te kennen voor pockets tot 3mm =

A

BOP

32
Q

waarom wordt M3 niet gescoord bij DPSI?

A

omdat ze vaak ingebed liggen in het tuberculum –> pseudopockets

33
Q

waarom worden implantaten niet opgenomen in de DPSI?

A

bindweefselvezels hechten anders rond implantaten dan rond natuurlijke elementen