Lecture 9 Hechting en empathie Flashcards
Kenmerken van hechtingsrelaties
- Standvastige basis: iemand om op terug te vallen.
- Veilige haven: kwaliteit en veilig voelen
- Inspanningen om dicht bij elkaar te blijven.
- Reacties op scheiding en hereniging.
Veilige vs onveilige hechting
Veilige hechting: waardig voelen om affectie te hebben + bij anderen veilig voelen, behulpzaam en steunend.
Bowlby in 1940 over link hechting en antisociaal gedrag
Hechting –> persoonlijkheid –> antisociaal gedrag. Maar hechting is GEEN voldoende voorwaarde.
Onveilige hechtingsstijlen volwassenen
Gepreoccupeerd (of afwerend/ambivalent/angstig): niet consistent in ouderschap, zijn angstig om relaties aan te gaan.
Dismissief (of vermijdend): Mensen op afstand houden, niet intiem met anderen.
Gedesorganiseerd: Gelinkt aan kindermishandeling, conflict tussen veligheid (huis, eten etc.) en angst.
Minnesota study van risico en aanpassing vanaf de geboorte tot de volwassenheid
Longitudinale studie (30 jaar):
1. Hechtingsveiligheid is relatief stabiel over tijd heen,
2. maar kan invloed hebben van positieve en traumatische ervaringen (meer flexibiliteit voor volwassenheid)
3.Onveiligheid in kindertijd gelinkt aan persoonlijkheidsproblematiek volwassenheid.
Gedesorganiseerde hechting en persoonlijkheidsproblematiek
Gelinkt aan bordeline persoonlijkheidsstoornis en antisociale persoonlijkheidsstoornis.
Welke problemen hebben mensen met een gedesorganiseerde hechting?
Reflectie eigen mentale staat, begrip mentale staat anderen, regulatie humeur en opwinding in intieme relaties en onderhouden van zelf en interpersoonlijk functioneren.
Onveilige hechting als risicofactor (Bowlby)
Onveilige hechting –> interne woede –> delinquentie (als coping)
Alleen risicofactor in aanwezigheid van andere risicofactoren.
Welke onveilige hechtingsstijl hebben mannelijke daders van partnergeweld en waarom?
Gepreoccupeerd of ambivalent (niet ontwijkend): komt door problemen met regulatie interpersoonlijke afstand (geassocieerd bordeline persoonlijkheidsstoornis)
Kindermisbruik en hechtingsstijl
Verschilt alleen in veilige hechtingstijl maar niet in angstig of vermijdend. Wel mogelijke verschillen in functies.
Angstig: kinderen zijn veilige optie voor intieme relaties (kunnen niet afgewezen worden).
Vermijdend: Seksuele gratificatie, genot van macht
Geweldadige misdrijven en hechting
Gedesorganiseerde hechting sterkste link vooral in aanwezigheid van mentale ziekte (psychose –> geweld tegen belangrijke anderen)
Affectregulatie en onveilige hechting
Deactivatie van emoties = vermijdende hechting
Overactivatie van emoties = angstige hecting
Beide zorgen voor antisociaal gedrag.
Ontwikkelingsmodel van kindermishandeling naar agressie
Negatieve ervaringen in de kindertijd –> gedesorganiseerde hechting –> affect dysregulatie –> agressie
Behandeling voor daders met een persoonlijkheidsstoornis
Richten op de mechanismes die PS linken aan geweld. Mogelijke doelen: meer prosociale state of mind, verbeteren mentaliseren en affect regulatie.
Hechting aan forensische instituten
Belangrijk om hier aandacht aan te besteden. Vaak gebrek aan skills om zelf veilige hechtingsrelaties op te bouwen buiten de forensische setting. Soms zelf opnieuw delicht plegen om terug te komen.
Hechtingsrelaties met personeel
De relatie met personeel heeft karakteristieken van ouder-kind relaties: ongelijkheden in macht, controle en autonomie. Ook als therapeuten gebruik maken van schematherapie (heropvoeding). Extra problematisch als er mishandeling plaatsvindt vanuit hechtingsfiguren in instelling.
Waarom is het belangrijk om te weten welke hechting de dader had in de kindertijd?
Hechtingsperspectief kan daders helpen met de betekenis van geweld in te zien. Zo weten ze waarom ze de slachtoffer hebben gekozen en daarmee kan een risico management plan opgesteld worden. Verder tijdens de behandeling inzicht in: narratief van dader en potentiële problemen tijdens behandeling.
Welke risicotaxatie neemt hechting mee?
HCR-20 vraagt kindermishandeling uit.
2 soorten empathie
Cognitieve empathie: theory of mind (perspectief nemen) en Emotionele empathie: emotionele reactie op iemands emotionele staat.
Relatie empathie en CU-traits in kindertijd
Hoe meer CU traits –> hoe meer problemen in empathie. Voor jongens verband sterker voor emotionele empathie, maar gelijk voor cognitieve empathie.
Jongens met CU traits; empathie in kindertijd
Problemen cognitieve empathie verdwenen eind kindertijd, maar problemen in emotionele blijven bestaan.
Meisjes CU traits; empathie in kindertijd
Tegenovergestelde van jongens: groetere verschillen in cognitieve empathie tussen oudere meisjes en geen verschillen in emotionele empathie.
3 perspectieven emotionele empathie
Spiegelneuronen, spiegelneuronenanalogie en emotionele reactie
Spiegelneuronen
Onderzoek bij apen: neuronen die geactiveerd worden bij het uitvoeren van een actie worden ook geactiveerd bij het observeren van die actie.
Daarna onderzoek bij mensen: kijken naar emoties en kijken + emoties uitvoeren –> vergelijkbare hersennetwerken actief.
Problemen met spiegelneuronen
Onderzoek bij mensen: Niet repliceerbaar, mate van overlap moeilijk in de schatten, overlap in beide condities.\
Alegemeen: meeste studies vonden neurale activiteit buiten overlap, probleem met de emotionele congruentiehypothese.
Emotionele congruentiehypothese
In het prisoner’s dilemma game reageerden de deelnemers op pijn bij de geobserveerde personen met pijn als het doelwit eerlijk was geweest, maar plezier als hij/zij oneerlijk was geweest.
Spiegelneuronenanalogie
Kijken naar hersengebieden ipv speciefieke neuronen. Onderzoek naar pijn en afschuw –> vergelijkbare activering in dorsal anterieure cingulate cortex. Maar zelfde problemen als spiegelneuronen.
Emotionele respons
Empathie is een vorm van emotionele respons. Via conditionering, behaviorist benadering. Ruimte voor beoordeling: bang voor tijger in tuin, maar niet in dierentuin. Als sociale situatie dan emotionele empathie. Het is niet automatisch, maar onder invloed van top-down aandachtscontrole.
Herkenning pijn bij jongeren met CU traits
Herkenning pijn slechter, maar boosheid beter.
Psychopathie en tolerantie pijn
Hogere pijntolerantie psychopathen –> verminderde ontwikkeling empathische pijn anderen –> meer antisociaal gedrag
Empathie en psychopathen
Bij impliciete taak geen empathie, expliciet wel dus als ze gevraagd worden om mee te voelen.
Empathie heeft meer emotieregulatie nodig. Mensen met CU traits gebrek aan goede emotieregulatie –> ontkoppeling van empathische respons omdat ze de emoties niet aan kunnen.
Ontwikkeling en empathie
Ouders spelen belangrijke rol; als ze kinderen aanmoedigen om anderen hun perspectief te nemen vertonen ze vaker empathie.