Lecture 1 introductie Flashcards
Modellen om antisociaal gedrag te verklaren
Genetisch, evolutionair, biopsychologisch, psychosociaal
Genetische modellen 2 soorten
Rol genen ongeveer 50%
Studies: tweeling en adoptiestudies + moleculaire studies
Moleculaire studies
Zoektocht naar variatie in allel-vormen. Minder populair, want (1) er is waarschijnlijk niet één gen die voor antisociaal gedrag zorgt, (2) invloed genen verschillen per ontwikkelingsfase, omgeving en soort antisociaal gedrag en (3) associatie met eugenetische beweging
Recenter is GWAS (data-driven)
Evolutionaire modellen
Darwin natuurlijke selectie: antisociaal gedrag overleeft omdat het voordelen heeft zoals toont dominantie (voortplanting), beter in jagen. Tegenwoordig soms nogsteeds adaptief, maar agressitiviteit is geen sociaal wenselijk gedrag meer. Model NIET om gedrag te legitimeren.
Biopsychologische modellen
Hoe de hersenen, hormoonsysteem, zenuwstelsel en immuunsysteem (biologische systemen) samen invloed hebben op antiscoiaalgedrag. Voorbeeld: Arthur Shawcross en Phineas Cage
Arthur Shawcross (voorbeeld biopsychologische modellen)
Serial killer: hij heeft een extra y chromosoom, extra testosteron, weinig serotonine en een stofje geeft hem LSD-achtige werking.
Phineas Cage (voorbeeld biopsychologische modellen)
Ongeluk gehad waarbij hij een paal door frontale kwab kreeg, hierdoor veranderde zijn persoonlijkheid.
Psychosociale modellen
Focus op de invloed van omgeving. 2 modellen: sociale leermodellen (Bandura, bobodoll) en sociale ontwikkelingsmodellen (balans beschermende en risicofactoren)
Recenter onderzoek
Intergreren verschillende modellen waardoor het complexer wordt maar ook dichter bij de werkelijkheid.
Uitkomst longitudinale studie recent model
Antisociaalgedrag veranderd gedurend het leven, zowel genen, omgeving en riscofactoren. Risicofactoren in de omgeving zijn vaak prenataal bijv. assortative mating, lage SES, alcoholmisbruik en scheiding.
Assortative mating
Het kiezen van een partner met dezelfde problemen.
Gen-omgevingscorrelatie
Passief: Ouders hebben genetisch problemen en beïnvloed het kind door gedrag.
Evocatief: Kind heeft een actieve rol, hij lokt bepaalde opvoeding uit.
Actief: Zoeken naar personen die antiscoiaal gedrag hebben.
Gen-omgevingsinteractie
Het effect van genen kan niet los gezien worden van omgeving.
Epigenetics
Omgeving beïnvloedt genen
Interventies antisociaal gedrag vanuit ontwikkelings, biopsychosociale perspectief
Vroeg starten (tijdens of voor zwangerschap).
Zinvol in verschillende levensfase want risicofactoren zijn stabiel.
Richten op alle niveaus van de risicofactoren.
Genen en omgeving interacteren.