Lecture 7 Emotie en emotieregulatie Flashcards

1
Q

Definitie emotie

A

Een psycho-fysiologisch fenomeen die relatief kort en gebeurtenis-specifiek is. Het is functioneel en adaptief. Het bestaat uit meerdere componenten, dus niet alleen gevoel maar ook interne/externe triggers, appraisal en gedragsneigingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Staat niveau van emotie

A

Hoe voel je je op dit moment? Binnen-persoons perspectief door experience sampling of gedragsanalyse.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Trek niveau van emotie

A

Hoe voel je je over het algemeen? Tussen-persoons perspectief (kijken naar verschillen) door cross-sectionele of longtidunale studies.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Verschillen emoties, mood en affect

A

Emoties: specifiek gekoppeld aan gebeurtenis (kort).
Mood: Algemene gevoelens bv. ochtend humeur (langer dan emoties, uren of dagen).
Affect: Een brede schaal van gevoelens, hoort zowel mood als emoties onder.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Boosheid

A

Relatie met agressie zit al in de defenitie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Angry rumination

A

Onderzoek Wang et al.: Boze ruminatie is gelinkt aan meer reactieve agressie (chinese studenten na 6 maanden).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Onderzoek Fanti & Henrich over kinderen met problemen.

A

10 jaar lange studie. Kinderen met internaliserende en externaliserende problemen –> groter kans op: risicovolle gedragingen, omgaan probleemkinderen, afgewezen worden en asociaal zijn. Alleen internaliserende problemen alleen verhoogd kans op ascosiaal zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

frustration-agression hypothese (John dollard)

A

Niet bereiken van je doel –> frustratie
OF –> boos –> reactieve agressie
OF –> angst/ verdriet –> geen agressie
CONCLUSIE: frustratie is noodzakelijk maar niet voldoende voor agressie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

General strain theorie (Agnew)

A

Stressfactoren ( negatieve ervaringen kindertijd of doel niet bereiken) –> negatieve emoties (boosheid, depressie, angst of teleurstelling) –> Delinquentie
Maar niet alle mensen met stress eindigen in delinquentie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Uitgebreide General strain theorie

A

Stressfactoren –> negatieve emoties –> adequate coping skills OF ja –> Geen delinquentie OF nee –> delinquentie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Problemen met uitgebreide General strain theorie

A

Model is simplistisch ( coping niet enige variabele)
Is coping skills een moderator of mediator (onduidelijk in model)
Weinig ruimte voor appraisal (cognitieve beoordeling)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Klinische modellen (Novaco)

A

Negatieve gebeurtenis –> arousal –> appraisal OF Angst OF boosheid –> regulatie van boosheid -ja?-> geen geweld -nee?-> geweld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Punten interventie klinische model Novaco

A

Opwinding (arousal), cognitieve beoordeling (appraisal) en regulatie van boosheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

General aggression model (Anderson)

A

Interactie persoon en situatie bepaalt interne staat (cognitie, affect en arousal). Dit beïnvloedt appraisal en beslissing wat weer de interne staat en keuze voor soort actie beïnvloedt. DUS neemt rol van intepretatie mee + nadruk op emotie en cognitie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Vijf interacties van GAM (persoonxsituatie)

A

Boosheid kan inhibitie verlagen, boosheid kan gedrag bekrachtigen, boosheid kan een informatie signaal zijn en boosheid is gelinkt aan agressieve scripts. (dia 15)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Boosheid en psychopathologie

A

Bordeline, antisociale, narcistische en paranoïde persoonlijkheidsstoornissen.

17
Q

Bordeline persoonlijkheidsstoornis en boosheid

A

Disinhibitie van externaliserende symptomen. Affectieve opwinding en gebrek aan inhibitie van gedrag (reactieve agressie).

18
Q

Antisociale persoonlijkheidsstoornis en boosheid

A

Antagonistische externaliserende symptomen. Cognitieve component van boosheid, aanhoudende boosheid + negatieve scripts.

19
Q

Criteria bordeline persoonlijkheidsstoornis die te maken hebben met boosheid

A
  1. Affleclabiliteit als gevolg van duidelijke reactiviteit van de stemming (periodes van somberheid, prikkelbaarheid of angst).
  2. Inadequate, intense woede of moeite om kwaadheid te beheersen.
20
Q

Howards Quadripartite Typology of Violence

A

Verschillende soorten van agressie:
2 dimensies: controle (impulsief of gecontroleerd) en motivationeel (reactief of offensief)

21
Q

Impulsief en offensief

A

Anderen schade toebrengen om positief affect te verhogen. positieve affect, emotie: opwinding en type: sensatie-zoekende boosheid.

22
Q

Impulsief en defensief

A

Wegnemen van een interpersoonlijke bedreiging om negatief affect te verminderen. Negatief affect, emotie: angst, nood en type: explosieve/reactieve boosheid.

23
Q

Gecontroleerd en offensief

A

Positieve uitkomsten or bekrachtiging vekrijgen (belonend). Positieve affect, emotie: aangename anticipatie en type: dwingende boosheid.

24
Q

Gecontroleerd en defensief

A

Wraak nemen, negatieve affect, emotie: wraakzuchtig en type: ruminatieve/wraakzuchtige boosheid.

25
Q

Positieve emoties en agressie

A

Motiveren van antisociaal gedrag door: trots, opwinding, sensatiezoeken.
Reactieve agressie: plezier in wraak
Proactieve agressie: jagen voor sport/plezier

26
Q

Rol angst op antisociaal gedrag

A

Trek-niveau: vaak angst –> antisociaal gedrag(kan ook door algemene negatieve emotionaliteit).
Staat-niveau: Juist geen angst –> antisociaal gedrag (lage-angst hypothese van psychopathie)

27
Q

Gebrek aan angst

A

Gelinkt aan externaliserende symptomen, problemen in socio-morele ontwikkeling (situaties die normaal angst triggeren moeten vermeden worden want angst is niet voor niets).
OF juist zorgt voor dat je TE vetrouwend wordt.

28
Q

Schuld en boosheid

A

Gevoel dat je iets verkeerd hebt gedaan. Minder kans op agressie dus ook kleinere kans recidive.

29
Q

Schaamte en boosheid

A

Denken dat je een slecht persoon bent. Gelinkt aan meer agressie.
Ervaring devaluatie –> schaamte –> Gedeeltelijk ervaren als fysiek pijn OF –> triggert reactieve agressie OF –> stabiele gedragsneiging tot geweld (proactieve agressie).

30
Q

Emotieregulatie (Gross)

A

Processen die beïnvloeden welke emoties we hebben, wanneer we ze hebben en hoe we ze ervaren (multi-component process). Dus verschillende momenten van het process.

31
Q

Multi-component process

A

Aandacht/bewustzijn emotie, emotioneel begrip, acceptatie emoties, geen impulsieve acties, doelgericht gedrag ondanks emotie en adaptieve emotieregulatie strategieën toepasssen.

32
Q

Links emotieregulatie en externaliserende symptomen

A

Prospectief geassocieerd met agressie en met affectieve (emotieregulatie –> kritiek ouders –> agressie) en persoonlijkheidsstoornissen: depressieve, angst-, obsessief compulsieve stoornis en antisociale persoonlijkheidsstoornis, sadisme en psychopathie.

33
Q

Wie heeft de beste emotieregulatie? (+ verdere conclusies)

A

Moord –> seksueel –> gewelddadig. Gewelddadig observeren hun emoties meer dan normale mensen. Moord en seksueel handelen met meer awareness en gewelddadig met minder dan normale mensen. Seksueel en gewelddadig oordelen minder over hun emoties dan normale mensen.

34
Q

Meer conclusies over daders moord, seksuele misdrijven en geweldaddige misdrijven.

A

Moord + seks niet geweld door schaamte (zelf rapportage), boosheid hoogst bij gewelddadig, moord en seksueel lijken op elkaar als het gaat om boosheid, geweldadig meest problemen emotie regulatie, seks + moord lijken voordelen te hebben op boze staten en mindfulness.

35
Q

Over-regulatie van negatieve emoties

A

Negatief affect neemt toe, vermindert inhibitie tegen agressie, moeilijk beslissingen maken, gaan sociale situaties uit de weg, kan functionele kant van emoties niet vervullen, arousal neemt toe en verhindert resolutie

36
Q

Moderatie hypothese

A

Emotionele ervaring op agressie met emotieregulatie als moderator heeft meest bewijs. (goede emotieregulatie als buffer)

37
Q

Temperament-gebasseerde theorie

A

Biologische kwetsbaarheden + interactie emotieregulatie en negatieve emotie (als temperament).

38
Q

Klinische implicaties

A

Management en regulatie van boosheid (ook algemene emotieregulatie skils): doel motivatie en bekwaamheid te versterken.
Focus eerst op zelf-reflectie.
Focus op agressief gedrag en hostile attribution bias (relatie emotieregulatie en cognitieve stijlen).
Behandeling moet breed beschikbaar zijn.