Le Corps : Phrases Flashcards
Je pense que je ne pourrai pas aller à l’école
Ik denk dat ik niet naar school kan
Je me sens mal
Ik voel me slecht
Je crois que je suis vraiment malade
Ik denk dat ik echt ziek ben
J’ai chaud et froid en même temps
Ik heb het warm en koud tegelijk
J’ai mal partout, mais surtout au ventre
Ik heb overal pijn, maar toch vooral in mijn buik
J’ai peut-être mangé trop de chocolat hier
Misschien heb ik gisteren te veel chocolade gegeten
Alors, tu as une grippe intestinale
Dan heb je buikgriep
Il vaut mieux ne pas trop manger, mais boire beaucoup d’eau et te reposer
Best niet te veel eten, maar veel water drinken en rusten
Je te donne une ordonnance pour le pharmacien
Ik geef je een voorschrift voor de apotheker
Tu dois prendre un cachet trois fois par jour pendant les repas
Je moet drie keer per dag een tablet bij het eten nemen
Je ne me sens pas bien
Ik voel me niet goed
J’ai de la fièvre, je pense
Ik heb koorts, denk ik