Le Corps : Monde Medical Flashcards
1
Q
Le docteur, le médecin
A
De dokter / de arts
2
Q
Le médecin de famille
A
De huisarts
3
Q
L’infirmier/l’infirmière
A
De verpleger/de verpleegster
4
Q
Le cabinet
A
De praktijk
5
Q
La salle d’attente
A
De wachtzaal
6
Q
L’hôpital
A
Het ziekenhuis
7
Q
Les urgences
A
De spoed/de spoeddienst
8
Q
La prescription/l’ordonnance
A
Het voorschrift
9
Q
Prescrire
A
Voorschrijven
10
Q
Le certificat médical
A
Het ziektebriefje
11
Q
Le congé de maladie
A
Het ziekteverlof