Kritische juxtapositie van de bronnen Flashcards

1
Q

Regels voor het confronteren van bronnen tegenover elkaar door Bernheim en Langlois-Seignobos

A
  1. Alle getuigen stemmen overeen: Het verhaalde feit is bewezen
  2. Niet de meerderheid haalt het: Wel de versie die het best aan de kritieken voldoet
  3. Bron die betrouwbaar is op bepaalde plaatsen geeft ook de werkelijkheid weer op de andere plaatsen
  4. Als twee bronnen elkaar tegenspreken heeft diegene met het meeste “gezag” gelijk
  5. Getuigenissen zijn meer waarschijnlijk als ze over een groot algemeen bekend feit gaan
  6. Als getuigenissen onafhankelijk van elkaar tot stand komen bevestigen ze elkaar
  7. Bronnen die elkaar tegenspreken worden afgewogen met de menselijke logica
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

DNA-analyse

A

lijkt de jongste variant van hard bewijs te worden
⇒ mensen die in de death row wachten, blijken vaak mensen uit minderwaardigheidsgroepen te zijn. Dit komt doordat deze vaak door slachtoffers uit een reeks van mensen gekozen zijn, en wegens vooroordelen en slechte geheugens zijn zo vele mensen valselijk beschuldigd. DNA zou dit willen oplossen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Analogische inductie

A

= verhelpt hiaten in de informatie door deze informatie te vergelijken met bronnen over analoge feiten die explicieter zijn
⇒ steunt op de overtuiging dat de mens in analoge omstandigheden op identieke wijze zal reageren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Claude Bernard

A

⇒ stelde model op voor de redenering in vier fasen (1865)
- observatie
= analyse en kritiek van de bronnen
- hypothese
poging tot verklaring: het zich inbeelden van een tot dan toe niet opgemerkt verband tussen een aantal waargenomen feiten
- analyse van de consequenties van de hypothese
- verificatie van die hypothese met andere feiten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

David Protess

A

= hoogleraar onderzoeksjournalistiek aan de Medill University van Chicago
⇒ geeft studenten als eindwerk de opdracht door justitie afgehandelde moordzaken na te trekken onder het motto “geloof nooit zomaar een gerechtelijke waarheid”
⇒ onthutsende vaststelling: politiemensen volgen maar één hypothese
⇒ februari 1999: studenten leveren bewijs van de onschuld van Anthony Porter, een man die al 16 jaar in onschuldig in de cel zit en bovenaan de lijst van de death row stond: de enige kroongetuige vertelde dat de moordenaar met linkerhand vuurde terwijl Porter rechtshandig is
⇒ echte dader werd geïdentificeerd en opgepakt
⇒ Porter is weer vrijgekomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Falsificatietechniek

A

een oorzakelijke verklaring van een voorval veronderstelt dat men niet enkel steunt op vastgestelde feiten maar ook op universele wetten en gedragsmechanismen, ontleend aan de psychologie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Abductie

A

= eerst een regel raden om die vervolgens pas te definiëren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Deductie

A

= een methode in de filosofie en in de logica, waarbij een gevolgtrekking wordt gemaakt uit het algemene naar het bijzondere K van de algemene regel (majorKpremisse) naar de bijzondere regel (minorKpremisse) of waar de verzameling van premissen en de negatie van de conclusie inconsistent zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Inductie

A

= we observeren zoveel mogelijk gevallen om daar dan een these uit te leiden die we toetsen met de falsificatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Karl Popper

A

⇒ twijfelt aan de universaliteit van deze wetten (we kunnen maar een bepaald aantal casussen onderzoeken)
⇒ falsificaties = pogingen tot weerlegging van een theorie
- verisimilitudo
= waarschijnlijkheid
- veriproximitas
= benadering van de werkelijkheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Max Weber

A

= socioloog
⇒ werkt met causale adequaatheid
= het criterium dat er een statistische waarschijnlijkheid moet zijn tussen oorzaak en gevolg, een opeenvolging van gebeurtenissen waarvan uit ervaring bekend is dat deze zich bij herhaling voordoet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Arthur Conan Doyle

A

= schrijver van de romans van Sherlock Holmes
⇒ Holmes hanteert de abductie, de techniek van het falsifiëren en pas daarna van de deductie
⇒ Dokter Watson (Holmes’ rechterhand) als incarnatie van het gezonde verstand die Holmes’ vaak gekke theorieën aan de realiteit en de logica
⇒ er is geloof in de kenbaarheid van dingen: door experiment en intellectuele inspanning konden alle problemen aangepakt worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Analogie-redenering

A

twee hypothesen A en B staan tegenover elkaar met elk elementen voor en tegen
⇒ men zoekt in het verleden een context waarin A en B ook mogelijk zijn
⇒ men kijkt welke hypothese toen het meest succes gehad zou hebben bijvoorbeeld A
⇒ men bekijkt de succescurve van die hypothese: is deze stijgend? A is waarschijnlijker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

“Causes of War” door G. Blainey

A

⇒ Turkije en Rusland hebben tussen 1678 en 1878 een tiental oorlogen gehad zonder echte winnaar
⇒ in de laatste oorlog is er een duidelijke winnaar, hierna stoppen de oorlogen
⇒ als machtssituaties en machtshiërarchie bekend zijn wordt er geen oorlog gehouden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Tegenfeitelijke redenering

A

Geven een theoretisch antwoord op de vraag “Wat, indien …?”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Geoffrey Barraclough

A

1967: onderzocht de mogelijke impact van een militaire reactie tegen het oprichten van naziK Duitsland
- uitbreken van WO II vertragen
- uitbreken van WO II verhinderen
- Duitse nationale trots enkel vergroten door nederlaag en daardoor aanhang Hitler groter maken
⇒ dit is dus zeer moeilijk en enkel door historici die zeer goed met de periode en problematiek vertrouwd zijn uit te voeren

⇒ laat toe om de oorzaken van een bepaald feit in het licht te plaatsen en verantwoordelijkheid van historische actoren47 preciezer aan te geven