De feiten: Bouwstoffen voor de historicus Flashcards

1
Q

Zijn feiten eenmalig of recurrent?

A

Theoretisch: historische gebeurtenissen zijn uniek en eenmalig
⇒ vaak is de uitgangspositie zeer gelijkend:
Praktisch: als men bereid is abstractie te maken van bijkomstigheden, herhalen situaties zich in bepaalde mate ⇒ recurrentie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Veralgemening en relatieve voorspelbaarheid van het gedrag

A

= kan men pas toepassen als men ontdekt hoe de mens in analoge situaties op analoge wijze reageer op dezelfde uitdagingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Helmut Gauss

A

= Gentse historicus en politicoloog
= lag aan de basis van de politieke en sociale wetenschappen
⇒ op zoek naar recurrenties (dankzij de weg uitgelegd door Jan Dhont in 1971)
⇒ maakte een vergelijkende studie van de extreem rechtse politieke bewegingen die gemeenschappelijke karaktertrekken hadden, het autoritair syndroom genaamd:
- irrationalisme
- gewelddadigheid
- extreem nationalisme
- het leidersbeginsel
- totalitair karakter van de beweging
- antiKfeminisme: vrouwen hebben een kleine rol in deze systemen “Kirche, Koche und Kinde” kerk, keuken & kinderen
⇒ legde een verband tussen de opstoten van dit autoritair systeem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Eenvoudig-evenementiële feiten

A

= het domein van relatief harde en eenvoudige feiten
- eenvoudige materiële waarheid
= beperkt zich tot het vaststellen van feiten
- statistische waarheid
= wil cijfers vinden over deze feiten
- psychologische en emotionele waarheid
= wil meer leren over de emotionele belevenis van slachtoffer en dader in deze feiten, en hoe ze deze feiten verwerkt hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Algemeen-evenementiële feiten

A

= men onderzoekt hoe het komt hoe een feit tot stand komt
moeilijk door de subjectiviteit: hoeveel gewicht ken je toe aan de ene invloed en hoeveel aan de andere?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Niet-evenementiële feiten

A

Onderzoekt de subjectieve geschriften over de feiten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

successen van het 19deKeeuwse kapitalisme

A

Verklaren belangstelling voor de grote industrieën

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Succes van de moderne sociale welvaartsstaat in 1945

A

⇒ interesse voor
-sociale fenomenen
- armoede
- marginaliteit
- kinderen
- weduwe en weduwnaar
- sociaal-economische kortsluitingen
-prijs van graan en brood
⇒ een van de oorzaken voor een revolutie?
- mentaliteiten
- Waarom isoleert men ouderen en zieken?
- Waarom ziet men mensen die ‘intelligent’ zijn als belangrijker?
- …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe komt het dat men zo weinig weet over deze banale dingen?

A
  • dagelijkse was niet spectaculair genoeg om in bronnen te vervatten
  • de dagelijkse dingen in de bronnen worden vaak niet opgemerkt
  • alledaagsheid is een relatief begrip: bagatellisering48 is mogelijk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Positivisten

A
  • Ranke, Langlois, Seignobos
  • geschiedenis = wat met geschreven bronnen wordt gemaakt, harde feiten, uitwendig waarneembare handelingen
  • opinies, dromen, ideeën werden uitgeäilterd zodra ze niet overeenkwamen met de werkelijkheid
  • pas de documents, pas d’histoire
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Socialr wetenschappers

A
  • vinden de dromen.. die vertolkt zijn in kronieken, kranten, memoires en brieven net interessant
  • opiniepeilingen zijn een bloeiende tak
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Mentaliteitsgeschiedenis

A

⇒ uit Frankrijk vanaf de jaren ‘60
- vervormde stellingen van feiten zijn typerend voor sommige groepen en periodes
- foutieve kennis en het geven van onjuiste informatie
⇒ determinerend voor het verder historisch verloop

  • verschillende vragen worden gesteld:
    • in welke mate heeft een geloof een aanwijsbare filosofische basis?
    • Wat is de oorzaak van de psychologische bereidheid om een bepaald geloof te accepteren?
  • “een feit moet gevolgen hebben en opinies uitlokken om een historisch feit te zijn”
  • studie van mentaliteiten gaat over
    • Onbewuste mechanismen
    • Niet gepersonaliseerde en automatische sociale praktijken
      • Geen bewuste en geen intentionele activiteiten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Geschiedenis van derepresentatie

A
  • sociale geschiedenis van het culturele
    • culturele geschiedenis van het sociale
  • de erfenis van de mentaliteitsgeschiedenis aanvullen met kwalitatieve benaderingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Kwalitatief

A

men wilde een benadering die kwaliteitsvol was

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hermeneutiek

A

Studie van de interpretatie van geschreven teksten, in het bijzonder van teksten op het gebied van literatuur, religie en recht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Constructivisme

A

psychologische kennistheorie die stelt dat veel (misschien alle) verschijnselen in de werkelijkheid “sociale constructies” zijn.

17
Q

Constructivisme

A

psychologische kennistheorie die stelt dat veel (misschien alle) verschijnselen in de werkelijkheid “sociale constructies” zijn.